Zus en zo

Zus en zo

4 augustus 2018

Thailand

Terwijl ik op een bankje wat notities zit te maken volg ik het gesprek naast me.
Een Surinaamse man zegt tegen een Surinaamse vrouw dat haar kind hetzelfde kledingstuk aanheeft als zijn kind, hij vindt het grappig. De twee blijken elkaar te kennen, al snel hebben ze het niet meer over de kleding van de kinderen maar over het warme weer en de naderende vakantie.
‘Ga jij nog op vakantie?’ vraagt hij haar.
Ze antwoordt bevestigend.
“Ga je naar Suriname?’ wil hij weten.
‘Nee, ik ga naar Thailand’, is haar antwoord.
‘Zoohoo, dat doe je het beter dan mij’, zegt de man bewonderend.
‘Ik ben een beetje uitgekeken op Suriname’, zegt de vrouw. ‘En weet je wat het mooie is, Thailand lijkt op Suriname: het is een tikkeltje moderner maar qua vegetatie en klimaat is het eigenlijk hetzelfde’.
‘Is zo’n reis niet duur?’ vraagt de man.
‘Nee hoor’, zegt de vrouw, ‘ik ben al twee keer in Thailand geweest, alles is twee keer zo goedkoop als in Suriname. Ik zit in een luxe de luxe hotel en ik kan alles bestellen’.
‘Oooo, ik ga er ook over nadenken!’ zegt de man.
‘Weet je, de mensen zijn ook gastvriendelijk’, vervolgt de vrouw, ‘ze zijn echt aardig daar’.
‘Nou, geniet evan’, zegt de man, ‘en geniet ook een beetje voor mij!’

50 cent
In de winkel waar ik op de eigenaar sta te wachten -het is druk in de winkel- om te vragen of hij een tekening heeft gemaakt speelt zich in de tussentijd een toneelstuk af. Twee Surinaamse vrouwen willen de vis betalen die ze kopen, per ongeluk laten ze een muntstuk van 50 eurocent op de grond vallen. Ze maken de wat oudere Marokkaanse verkoper er op attent dat er 50 cent onder zijn langgerekte vriesinstallatie is gevallen en dat het nu wellicht bij hem ligt, aan zijn kant van de vriezer. De man kijkt naar zijn voeten maar ziet niets, ‘Ik zie ‘m niet’, zegt hij. De vrouwen hurken en proberen in die positie onder de vriesinstallatie te kijken, iets wat eigenlijk alleen maar lukt als je op je knieën gaat zitten en je hoofd ónder de vriezer houdt. Ze zeggen dat ze het muntstuk zien liggen, de verkoper probeert ook een blik onder de vriezer te werpen maar ziet het muntje nog steeds niet, ‘Ik zie ‘m niet’, zegt hij nogmaals. De vrouwen raken wat gepikeerd. ‘Maar u maakt het hieronder toch wel eens schoon?’ willen ze weten. De man beaamt het, de vrouwen dringen aan dat hij een bezem of iets dergelijks pakt. De man loopt naar achter en komt terug met een lange vloerwisser. Hij loopt naar de vrouwen toe, gaat op zijn knieën zitten, bukt zich voorover en maakt met de wisser lange bewegingen onder de vriezer. Er komen wat blaadjes tevoorschijn, verder is het er brandschoon. Geen stof, geen muntstuk. De vrouwen volharden. ‘Het moet er liggen’.
‘Ik zie ‘m niet’, zegt de man al vloerwissend. Er dreigt een patstelling te ontstaan, de vrouwen weten steeds zekerder dat de munt onder de vriezer ligt en de verkoper weet steeds zekerder dat dat niet zo is. Totdat een medewerker van de zaak die al een tijdje het gebeuren gadeslaat vraagt waarnaar ze zoeken. ‘Onze 50 cent ligt hieronder’, zeggen de twee vrouwen, wijzend op de vriezer, ‘hij is eronder gerold’. De medewerker kijkt vanaf de andere kant van de vriezer opzij en ziet plotseling een muntstuk liggen. ‘Hier ligt-ie’, zegt hij en pakt het muntje op.
Iedereen is blij dat het geld terecht is, beide partijen vinden dat ze gelijk hadden. De vrouwen omdat hun munt wel degelijk onder de vriezer naar de andere kant is gerold, de oudere verkoper omdat de vrouwen aangaven dat ze de munt zagen terwijl dat dus niet zo was.