Geelzucht

4 januari 2019

Geelzucht

Enkele maanden geleden besloten wij kerst in Frankrijk door te brengen. Geen familiediner op kerstavond, maar lekker luieren in de MidiPyrénées, hopend op wat zon. Toerend door het glooiende landschap passeerden we al snel auto’s met duidelijk gepositioneerde gele hesjes – steunbetuigingen aan de beweging die sinds november 2018 fanatiek protesteert tegen de in hun ogen te hoge brandstofprijzen en de arrogantie van de regeringMacron.
Een gele vlek verspreidde zich in geen tijd over het land. Volgens Wikipedia steunde een maand geleden 84% van de Franse bevolking de actievoerders. Op de Franse wegen is dat goed te zien. Veel auto’s van Franse makelij tonen trots hun gilet jaune op het dashboard, maar ook bestuurders van een Range Rover, Mercedes of Jeep laten zich niet onbetuigd.
Dat de protestbeweging nog niet uitgeteld is, bleek woensdagavond nog in het centrum van Parijs. Eric Drouet, een van de boegbeelden, werd er gearresteerd toen hij op de Place de la Concorde met een vijftigtal ‘gele hesjes’ de doden en gewonden van de protestacties herdacht – een betoging waarvoor geen toestemming was gegeven. De 33jarige vrachtwagenchauffeur werd in december ook al aangehouden.

De Standaard – 4 januari 2019

NRC Handelsblad – 10 januari 2018


vervolg Mijn favoriete object 2 – JA/NEE

vervolg Mijn favoriete object 2 – JA/NEE

28 augustus 2018
Vorige maand benaderde ik zo’n 70 winkeliers met de vraag of ze voor mij het favoriete object in hun winkel wilden omschrijven en er vervolgens een tekening van konden maken. Ongeveer 30 winkeliers wilden wel meewerken, de andere winkeliers hadden ofwel geen tijd, zeiden niet te kunnen tekenen of hadden er gewoon geen zin in. Hieronder volgt een verslag van de winkeliers die aanvankelijk wel mee wilden doen, maar zich later toch bedachten.
Scroll verder naar beneden om meer winkels te zien.

Kleding
Na ons gesprek over het favoriete object geef ik de kleermaker mijn visitekaartje. ‘Ik krijg kippenvel’, zegt hij als hij de foto op het kaartje ziet, ‘Is dit Congo?’ Dan vertelt hij over een documentaire over Congo die hij over de Belgische koning Leopold II zag, over de wandaden die hij beging. ‘Ik ben gehuild’, zegt hij.


visitekaartje – Kwamina A-Pé-Sé bij het Binnen-gasthuis (O.Z. Achterburgwal)

Ik vertel de kleermaker dat de op het kaartje afgebeelde jongen Kwamina A-Pé-Sé is en dat hij in 1883 in Amsterdam onderdeel van de wereldtentoonstelling was. Omdat de handen van Kwamina op mijn visitiekaartje niet zichtbaar zijn, moest de kleermaker meteen aan de afgehakte Congolese jongenshanden denken ten tijde van het schrikbewind van Leopold II. De website IsGeschiedenis zegt daar het volgende over: Koning Leopold II van België kreeg Congo bij de Koloniale Conferentie van Berlijn in 1884 . . . Het duurde in eerste instantie een tijd voordat Leopold doorhad hoe hij het meeste geld aan zijn Afrikaanse gebieden kon verdienen. De rubber boom van de laatste decennia van de 19e eeuw zorgde er echter voor dat de prijzen van rubber enorm omhoog gingen. Congo bleek een goed klimaat te hebben voor de rubberranken, waarna Leopold de gehele bevolking mobiliseerde om rubber te oogsten. Elk dorp kreeg een rubberquotum opgelegd, dat koste wat kost gehaald moest worden. Het vervullen van het quotum werd door het Force Publique, het koloniale leger, gecontroleerd en het niet aanleveren van genoeg rubber kon met de dood bestraft worden. Het geoogste rubber kreeg later de naam bloedrubber, omdat veel mensen omkwamen bij het vervullen van de quota. Als de soldaten iemand executeerden, omdat hij niet aan het rubberquotum kon voldoen, moesten zij een afgehakte hand aanleveren bij hun commandant. Dit was om te bewijzen dat zij geen dure kogels hadden verspild. De afgehakte handen werden in de jaren ’90 van de 19e en het eerste decennium van de 20ste eeuw een soort valuta om het rubberquotum af te kopen. Dorpen vielen andere dorpen aan omdat zij nooit aan het quotum konden voldoen en afgehakte handen nodig hadden. Hoewel de handen in eerste instantie het bewijs waren van de dood van een rubberoogster werden later ook handen afgehakt van levende mensen.
De kleermaker vertelt dat hij voor zijn werk vaak in België kwam, maar dat het land voor hem niet meer hetzelfde is na het zien van een documentaire over het koloniale verleden van België .

Mijn visitekaartje maakt nog meer verhalen los. De kleermaker vertelt dat hij veel gelezen heeft over Francisco Pizarro, de Spaanse conquistador die met de gevangenneming van Incakeizer Atahualpa de ondergang van het Incarijk inluidde. En ook de indianen uit Noord Amerika passeren de revue. Vroeger dacht hij altijd dat indianen er louter op uit waren om cowboys te omdermijnen, dat deden talloze westerns hem tenminste geloven. Maar toen hij zich in de materie ging vediepen bleek het precies andersom te zijn. Altijd en overal is het hetzelfde liedje. ‘Hoe kan het toch dat hoogopgeleide mensen zulke wrede beslissingen nemen?’, vraagt hij zich hardop af.
Moeiteloos schakelt hij over op Ivo Andric, Joegoslavisch schrijver en winnaar van de Nobelprijs voor Literatuur van 1961. In zijn boek De brug over de Drina beschrijft hij het leven in de Balkan tijdens de Ottomaanse periode. Het boek maakte grote indruk op hem, hij las het drie keer achter elkaar.

Nog twee keer bezoek ik het naaiatelier, twee keer tref ik een andere kleermaker. De tweede keer adviseert de werkzame man me de eerste kleermaker te bellen. Wanneer ik hem aan de lijn krijg zegt hij dat hij helaas geen tijd had en dat hij binnenkort op vakantie gaat, hij biedt zijn verontschuldigingen aan.
Een paar dagen loop ik hem tegen het lijf in de Shopperhal, hij is op weg naar de supermarkt. Stralend loopt hij met uitgestoken hand op me af, hij schudt me de hand en zegt ‘Helaas, ik kan niet voorbereiden, neem me niet kwalijk’.

Beauty
Bij deze winkel ben ik denk ik wel acht keer langsgeweest.
De eerste keer overhandig ik de eigenaar de enveloppe, hij zegt ermee aan de slag te gaan. Als ik de enveloppe de week erop kom halen, vertelt een van de medewerkers me dat de eigenaar naar de moskee is, ‘hij is zo terug’.
Het ‘zo’ duurt veel langer dan gedacht, ik besluit een andere dag terug te komen. De paar keer daarna vang ik telkens bot, de eigenaar is er niet of hij vertelt me dat de klus nog niet geklaard is.
De vijfde keer vertelt de eigenaar dat zijn collega de ingevulde papieren in de enveloppe bij zich heeft, als ik om 17.00 uur terugkom zal hij er zeker zijn. Om 17.10 uur sta ik weer in de winkel, de collega is er echter niet. ‘Hij kan elk moment binnen komen lopen’, krijg ik te horen. Ik besluit even te wachten en keer na 20 minuten weer terug. De eigenaar vertelt dat zijn collega er nog steeds niet is, ‘Hij belt me net, hij staat op de ring, file!!’
‘Ben je er morgen?’ vraagt hij dan. Ik zeg dat ik dat nog niet weet, maar dat ik maandag zeker even langs kom.
‘Goed, dan heb ik hem zeker hier liggen’, zegt hij, ‘sorry’.
Die maandag vertellen winkelmedewerkers me ’s ochtends dat de eigenaar pas na vijven aanwezig is. Wanneer ik na vijven kom is hij er inderdaad, maar hij verontschuldigt zich meteen als hij me ziet: ‘Hij is er nog niet, hij zou ‘m meenemen, morgen is ie er zeker, dat is beloofd!’
De dag daarna bezoek ik de winkel weer. De eigenaar zit achter de toonbank, verdiept in zijn laptop. Ik zwaai naar hem als hij me ziet en roep: ‘Daar heb je de bedelaar weer!’
Af en toe voel ik me zo, steeds maar weer opnieuw smekend om een enveloppe met inhoud.
De eigenaar probeert zittend achter zijn laptop iets te pakken, even later houdt hij de enveloppe omhoog.
‘Je hebt ‘m!’ roep ik blij.
‘Ja, maar ik heb een probleem’, zegt hij, ‘hij wist niet wat hij moest doen’.
‘Wat bedoel je?’ vraag ik.
‘Het is nog niet ingevuld, hij wist niet wat hij moest kiezen’.
‘Wie is hij?’
‘Mijn collega’.
Al die weken ging ik ervan uit dat de eigenaar zelf een tekening had gemaakt en dat hij die aan iemand anders had meegegeven, nu blijkt dus dat een collega ermee in de weer was.
Alsof hij mijn gedachten raadt zegt de eigenaar: ‘Ik heb het zelf heel druk en heb geen tijd, heel veel papierwerk en zo. Misschien dat hij volgende week iets heeft’.
Ik zeg dat ik niet denk dat het er nog van gaat komen, vraag of ik de lege enveloppe maar weer zal meenemen.
‘Ja, dat is misschien wel goed’, zegt de eigenaar. ‘Volgende keer beter, excuus man!’

Drank
‘De manager is er niet, ik zal hem vanavond bellen’ zegt de verkoper als ik hem heb verteld waarvoor ik kom.
Hij biedt me een drankje aan, ik kies gemberbier.
Bij een tweede poging is de eigenaar er weer niet.
‘Heeft hij je niet gebeld?’ vraagt dezelfde verkoper. Ik antwoord ontkennend.
Hij zegt toe de eigenaar nog een keer aan zijn jasje te trekken en biedt me weer een drankje aan, nu kies ik zuurzak.
Vrijdagochtend loop ik langs en kijk naar binnen, ik zie geen eigenaar. Ik besluit door te lopen om het de verkoper niet al te ongemakkelijk te maken. Wanneer ik om 17.30 weer langs de winkel loop zie ik maar liefst vier mannen achter de toonbank staan. Eentje zou dan toch de eigenaar moeten zijn, denk ik. En inderdaad, dat blijkt te kloppen. De man luistert aandachtig naar mijn verhaal, hij vraagt me waarom ik al die winkeliers langsloop, wat het doel ervan is. Na enige uitleg lijkt hij gerustgesteld en denkt na over zijn lievelingsvoorwerp. ‘Het zal wel een fles zijn’, zegt hij.
‘Ja, daar zijn er hier heel veel van, maar wélke fles dan?’ vraag ik hem.
Die keuze zal niet zo moeilijk zijn, lastiger is het om iets te moeten tekenen. ‘Het klinkt kinderachtig, maar ik kan echt niet tekenen’, zegt hij.
Ik vraag of er niet een werknemer is die dat klusje kan klaren, hij denkt dat ‘een van de dames die ’s ochtends in de winkel staan’ dat wel kan doen, ‘ze schrijven ook altijd de letters op de borden’.
We spreken af dat ik woensdag weer langskom.
Dinsdag ben ik toevallig in de buurt en wip ik even aan, de eigenaar is er echter niet. De dag erop staat de verkoper buiten met een klant te praten als ik weer langsloop, hij schudt zijn hoofd en zegt: ‘De eigenaar is op vakantie. Drie weken, naar Turkije. Ik heb het er wel met hem over gehad. Je kan daarna weer langskomen als je in de buurt bent’.

Slagerij
Ook in deze winkel ben ik heel vaak geweest, de eigenaar was er steeds niet.
De zevende keer roept een van de werknemers die ik een aantal weken daarvoor de enveloppe gaf ‘Hé grote vriend!’
‘Niet?’ vraag ik, als ik naar zijn gezichtsuitdrukking kijk, ‘Is het niet gelukt?’
‘Nee’, zegt hij, terwijl hij zijn armen ter verontschuldiging opheft, ‘het gaat niet gebeuren, hij (de eigenaar) is de laatste tijd al lang niet meer geweest’.
Hij geeft me de enveloppe terug.

Kleding 
Na dat ik heb uitgelegd waarvoor ik kom, raak ik aan de praat met de man die in de winkel werkt. Ik stel hem enkele vragen over het verstellen en stomen van kleren. ‘Een bruidsjurk met zo’n sleep met steentjes erop moet je handmatig wassen, die kan niet naar de stomerij’, zegt hij, ‘maar wij besteden de stomerij altijd uit, er zijn maar 2 of 3 bedrijven in Amsterdam die dat (grootschalig) doen, die komen alles ophalen. ‘Je wordt in andere winkels vaak genept’, vervolgt hij, ‘dan zeggen ze ‘snelservice‘ en breng je ze een colbertje. Ze wassen alleen het boordje want dat is altijd vies, ze spuiten er een luchtje op en ze vragen € 100,-‘ De eigenaresse is er niet. Hij vindt de winkel een beetje rommelig, maar ach, dat hoort er ook wel een beetje bij. Of je zou iemand in dienst moeten nemen die alles netjes inneemt en ophangt.
De eigenaresse is ziek. ‘Ze zegt vast dat de naaimachine haar lievelingsvoorwerp is. Maar wat moet ze eigenlijk doen?’
‘Ze moet een toelichting geven voor haar keuze en er een tekening van de naaimachine bij maken’.
‘Een tekening maken? Dat gaat haar niet lukken!’
‘Misschien kunt u het dan voor haar doen?’
‘Ik kan ook niet tekenen’.
‘Vast wel, heel veel mensen zeggen dat ze niet kunnen tekenen en uiteindelijk maken ze dan toch een goede tekening. Wilt u het niet proberen?’
‘Ok, ik ga het doen’.
Wanneer ik de volgende keer binnkom zegt de man ‘O, o, o’, als hij me ziet.
‘Is het niet gelukt?’ vraag ik.
‘Nee, niet aan toegekomen, mórgen!’
‘Goed, ik kom morgen weer, zeg ik
‘Dezelfde tijd?’
‘Dat is goed, dezelfde tijd’.
‘Ok, morgen, dan ga ik het zelf even doen’.
De volgende dag ben ik er weer weer.
Zijn reactie is exact hetzelfde als de dag ervoor: ‘O, o, o’, zegt hij als hij me ziet, ‘het is weer niet gelukt een tekening te maken’.
‘Zal ik dan donderdag langskomen?’ vraag ik.
‘Ok, donderdag is goed, ik schrijf het even op’, zegt hij terwijl hij de enveloppe uit een stapel papier trekt en op de strijkplank legt.
Wanneer ik donderdag de winkel binnenloop grijpt hij naar zijn hoofd als hij mij ziet.
‘Is het weer niet gelukt?’ vraag ik.
‘Nee, niet gelukt’, zegt hij. ‘Weet u wat het ook is, ik sta alleen, zij (de eigenaresse) is niet zo lekker deze week. Wanneer komt u weer? Ik ga probveren het in het weekend te doen’.
Voor de zekerheid geeft hij mij zijn telefoonnummer, hij zegt dat ik beter even van te voren kan bellen, anders kom ik steeds voor niets. Ik vertel hem dat ik een kleine twee weken met vakantie ga, dat hij dus alle tijd heeft een tekening en een beschrijving te maken.
Na mijn vakantie bel ik hem. Ik vraag of het hem gelukt is een tekening te maken.
‘Nee, niet gelukt’, zegt hij.
Denkt u dat het nog gaat lukken, of is het eigenlijk niet haalbaar?’ vraag ik hem.
‘Nee, ik denk dat we het zo moeten laten’, is zijn antwoord.

Handel
Een Ghanese winkel, een sterke lucht van gedroogde zwarte vissen. Veel balen en zakken. Wanneer ik heb uitgelegd waarvoor ik kom zegt de eigenaresse van de zaak dat ze het wel wil proberen, ze legt de enveloppe op een grote stapel papier naast zich. We spreken af dat ik over een paar dagen terug kom. Als ik voor de tweede keer de winkel binnenloop moet ze me teleurstellen, ze heeft nog geen tijd gehad iets voor me te doen.
‘Sorry, I’m too busy’, zegt ze als ik voor de derde keer in de winkel sta, ‘I wanted to take the envelope home, but I forgot. You can do it for me’, zegt ze.
Ik zeg dat dat nou juist niet de bedoeling is, dat ik iedere winkelier vraag om zelf het voorwerp te kiezen en te tekenen.
‘What is your favorite object?’ vraag ik.
‘Rice’, antwoordt ze meteen, wijzend op de balen rijst die achter haar staan opgestapeld.
‘Rice? Why?’ vraag ik.
Ze kijkt me aan alsof dit een heel domme vraag is.
‘Because it is so essential?’ probeer ik.
‘Of course’.
En hiermee lijkt de kous af te zijn. Na wat zoeken in de flinke stapel papier naast haar vindt ze ergens in het midden van de stapel de lege enveloppe die ik haar eerder gaf. Ik krijg ‘m weer terug.

Dieren
De vrouw achter de kassa hoort mijn verhaal aan en zegt dat ze het druk heeft, maar ze wil het wel proberen.
Wanneer ik een paar dagen later terugkom en vraag of het gelukt is, zegt ze: ‘Nee, heel erg druk’.
‘Zal ik dan maandag weer komen?’ vraag ik.
‘Ja, komt wel goed’, zegt ze, alsof ze me een hart onder de riem wil steken.
De maandag erop stel ik dezelfde vraag: ‘Is ’t gelukt?’
‘Nee’.
‘Was het te druk?’
‘Ja’.
‘Ik hoor dat van iedereen’, zeg ik
‘Bij ons is het echt zo’.
‘Komt dat door de tijd van het jaar? Vlak voor de vakantie, de boekhouding bijwerken…’
‘Nee’.
‘Is het eigenlijk altijd druk?’
‘Ja, iedere keer DING-DONG, DING-DONG’, de verkoopster doet het geluid van de bel na.
‘Wil je je enveloppe terug? vraagt ze
‘Als je denkt dat het niet gaat lukken, lijkt dat me de beste optie’, zeg ik.
‘Goed. Anders kom je een andere keer terug. Succes ermee’.

 

vervolg Mijn favoriete object 3 – JA

vervolg Mijn favoriete object 3 – JA

27 augustus 2018
Vorige maand benaderde ik zo’n 70 winkeliers met de vraag of ze voor mij het favoriete object in hun winkel wilden omschrijven en er vervolgens een tekening van konden maken. Ongeveer 30 winkeliers wilden wel meewerken, de andere winkeliers hadden ofwel geen tijd, zeiden niet te kunnen tekenen of hadden er gewoon geen zin in. Hieronder volgt een verslag van de winkeliers die WEL mee wilden doen. Scroll verder naar beneden om meer winkels te zien.

Slijterij ganzenpoort – Bijlmerdreef 1136

‘Mijn lievelingsvoorwerp?’vraagt Ricardo van Hamme, wij verkopen drank en sigaretten!’ Een luide lach volgt.
Ik vertel Ricardo, al sinds 1998 werkzaam bij de eigenaar van slijterij Ganzenpoort, dat hij ook een voorwerp kan kiezen dat niet direct winkelgerelateerd is. Als voorbeeld noem ik een winkelier die een plastic speelgoedcowboytje op straat vond en op haar kassa plakte als een soort mascotte. ‘O, ik snap het’, zegt Ricardo, ‘ik sta hier nu alleen, ik ga even overleggen of er iemand is die het leuk vindt het formulier in te vullen en een tekening te maken’.
Het meisje dat de vrijdag daarop in de winkel staat weet van niets: ‘Ricardo zou normaliter vandaag werken, maar hij is naar het ziekenhuis’.
De volgende keer dat ik de slijterij bezoek werkt Ricardo niet daar, maar in het het belendende Surinam Air Cargo. Er staat een oerhollandse fiets met een label ‘Moengo’ te wachten op verzending, net als vele kartonnen dozen in alle soorten en maten. ‘Het is druk vandaag’, zegt Ricardo, ‘er zijn net pakketjes uit Suriname aangekomen’. Twee mannen voeren een geagiteerd gesprek over een van de paketten. Ik kan niet volgen wat ze zeggen, ze praten Sranantongo. Tussen alle onbekende woorden klinkt dan plotseling ‘snijbonen’ en ‘witlof’.

Ricardo heeft nog geen tijd gevonden om iets op te schrijven en/of te tekenen.
Een paar dagen daarna moet hij me weer teleurstellen: ‘Ik was er nog niet aan toe gekomen. Dingen met mijn dochter, maar dat is geen excuus, maandag ben ik er vanaf 10 uur. Op mijn woord, maandag!’
‘Ik moet passen’, zegt Ricardo echter als hij me de maandag daarop weer ziet. ‘Ik ben er niet aan toegekomen’.
‘Zal ik morgen komen?’ vraag ik.
‘Ik ga m’n uiterste best doen, maar geef eerst even een belletje, dan hoef je niet voor niets te komen’.
‘Nee, dat hoeft niet, ik ben morgen toch in de buurt’.
‘Ok, ik ga m’n uiterste best doen, sorry hoor’.
De volgende dag vertelt Ricardo dat het nog steeds niet gelukt is, hij excuseert zich: ‘Zo zit ik niet in elkaar, als ik het zeg doe ik het ook’, zegt hij. Als ik vraag of hij al wel weet wat zijn lievelingsvoorwerp is, wijst hij naar de fles Mariënburg in de kast. Hij legt uit dat het de sterkste Surinaamse rum is, hij wil de fles eventueel wel tekenen, maar weet nog niet goed hoe hij dat varkentje gaat wassen, ‘ik ben niet goed in die dingen, op school had ik al slechte cijfers’.

‘In m’n jongere jaren dronk ik deze’, zegt hij terwijl hij de fles Mariënburg pakt, ’81 % alcohol’. ‘Ik noemde het champagne’, vertelt hij, ‘ik deed een beetje rum in het glas en daarbovenop bier en na een tijdje kwam de trein op stoom. Zo’n belevenis had je, zo’n ervaring had je, en de volgende dag, toen had je nog geen video, dan had je zwarte delen, net als bij zo’n band die je terugspeelt’. ‘Het kon niet op’, vertelt hij over die tijd, ‘je bent een wereldverbeteraar’, ik heb met volle teugen ervan genoten’. ‘Als er een god bestaat, dan heeft hij mij toen behoed’. Omdat Mariënburg zwaarder is dan andere rum ‘kom je snel in hogere sferen’, zegt hij, ‘ik kan me heugen, in Frans Guyana had je in die tijd ook zo’n sterke rum, maar verder nergens.’ Toch riep de sterke rum toen ook al vragen op, vertelt hij. ‘We hadden een stukje rundvlees genomen en goten er een beetje Palm (Mariënburg) overheen, en het vlees werd blauw. Ik dacht dat gebeurt ook van binnen’.
Ricardo vertelt dat hij nu niet meer zo’n drinker is, als hij al iets drinkt is het campari met jus. En één keer per week een biertje. Ik vraag hem hoe het komt dat zijn drankgebruik zo is afgenomen, waarop hij antwoordt: ‘Je wordt wat ouder, je komt in een bepaalde cyclus terecht’.
‘Om het ene jaar’ bezoekt Ricardo Suriname. Sinds hij in 1998 in Nederland kwam is Suriname wel veranderd, zegt hij. Ik vraag hem of hij Suriname positief dan wel negatief veranderd vindt.
‘Het is een mengelmoes’, antwoordt hij, ‘het ene is positief en het andere negatief, maar het positieve overweegt toch’.  Door de vele reizen die hij maakte heeft hij veel armoede en andere mindere positieve zaken gezien,’Je denkt dan, hé, ik heb toch iets waardevols, je koestert de waarde van Suriname’. ‘Als je nooit gereisd hebt zal je makkelijker afgeven’. In de komende jaren wil Ricardo nog de Chinese muur bezoeken, en ook Australië staat op zijn verlanglijst, ‘ik wil van elk werelddeel iets snuiven’.

OMA ietje – Heesterveld 3

 v.l.n.r. Siem, Saskia, Xander en Eva

Pas een half jaar runnen Xander Wassenaar en Bas den Ouden Oma Ietje, ‘het warme kloppende hart van Heesterveld, misschien wel de meest creatieve, ondernemende en gezellige buurt van Amsterdam’, aldus de eigen website. Xander en Bas zitten al enige tijd in de horeca. Bas bestiert naast Oma Ietje ook (eet)café Kingfisher in de Ferdinand Bolstraat.

Zoekend naar een geschikte plek voor een café bezochten Xander en Bas zo’n 30 locaties in Amsterdam. Op een gegeven moment kwamen ze tot de conclusie dat een plek buiten het centrum eigenlijk veel aantrekkelijker was dan in het centrum. Want wie zit er daar op nóg een café te wachten, zowel de gemeente als de bewoners in de directe omgeving gaan vaak op de rem staan zodra ze van je plannen horen. Iemand tipte hen dat er in Zuidoost wellicht een aantrekkelijke ruimte te koop was. En zo togen ze op een druilerige maandagmorgen naar Heesterveld en bekeken Oma Ietje, een plek waar koffie en taart de boventoon voerden. Ze vielen als een bok voor de plek, hadden het idee echt iets te kunnen toevoegen aan de buurt wanneer ze hun plannen konden uitvoeren. Ze verbouwden het café en verruimden de kaart, je kan er nu bijvoorbeeld heerlijk buiten op het terras ontbijten of lunchen. Xander vertelt dat hij plannen heeft de ruimte wat te vergroten, hij wil graag een bar plaatsen en op termijn moet er een dakterras komen bovenop de opvallend kleurige containers die Ymere plaatste. Hij vindt het nog steeds een toplocatie: de buurt is multicultureel, elke dag paraderen fraai uitgedoste mensen langs het terras, op weg naar huis of hun werk. De plek ligt pal naast metrostation Bullewijk, er is altijd reuring. ‘Eigenlijk’, zegt hij, ‘is dit de plek zoals de Bijlmer 50 jaar geleden bedoeld is’.

En hoe komt Oma Ietje aan haar naam? De oma van de vorige eigenaresse heette Ietje, er hing een portret van haar aan de muur. Helaas nam de eigenaresse het portret mee toen ze het café overdeed aan Xander en Bas, haar naam prijkt echter nog steeds op de gevel.

B&B ZOHHeesterveld 17


Karina en Matty

Karina en Matty werken waarschijnlijk tot het eind van het jaar in B&B ZOH, een B&B in Heesterveld, schuin tegenover de residency waar ik vier weken verbleef. Zij komt uit Engeland, hij uit Australië, twee jaar geleden ontmoetten ze elkaar in Cambridge. Karina rondde daar haar bachelor Crime and Investigative Studies af, graag kijkt ze naar series als Crime Investigation, ook al kloppen er vaak allerlei dingen niet, de series geven volgens Karina een romantische versie van de werkelijkheid weer. Matty was professioneel cricketer en ging twee jaar geleden ‘met pensioen’ vanwege blessures die opspeelden. Hij kent jongens die ondanks hun blessures door blijven spelen, hij vindt dat nogal onverstandig, eens kom je jezelf tegen.
Matty en Karina leven in Ierland en houden ervan nu eens hier en dan weer daar neer te strijken. Op internet zagen ze een vacature van B&B ZOH, het leek hen een mooie kans langere tijd in Amsterdam te wonen. De Bijlmer bevalt hen goed, ze zouden niet in het centrum willen wonen. Karina vertelt dat ze in ieder geval de komende vijf jaar dit leven wil leiden, daarna ziet ze wel welke wind er waait.

Afro-Beauty Shop – Kruitberghof 65


Anand Bare

Wanneer ik voor de eerste keer de winkel bezoek leg ik aan Shaniel uit wat ik van plan ben, ik pols of hij mee zou willen doen. Hij wil het eerst even met zijn vader overleggen, al snel besluiten ze aan te haken, ‘we gaan kijken wat we gaan doen’. Als ik voor de tweede keer in de winkel kom, vertelt Anand Bare, de vader van Shaniel, dat ze nog niets hebben gedaan, zijn moeder heeft plotseling een herseninfarct gekregen, driekwart van haar hersenen is aangetast. Hij zegt dat hij de volgende keer dat ik kom de papieren paraat heeft. Het lijkt me dat hij nu belangrijker dingen aan zijn hoofd heeft, hij is echter heel stellig.

En inderdaad, een paar dagen later laat Anand Bare me de fraaie tekening zien die zijn zoon van zijn lievelingsvoorwerp maakte. Hij vertelt dat hij de winkel van de vorige eigenaar overnam. Vroeger waren er meer klanten dan nu, het is tegenwoordig lastig je hoofd boven water te houden. Veel oude flats in de buurt zijn afgebroken, daarvoor in de plaats kwamen vaak eensgezinswoningen, ‘Hoeveel mensen kunnen daarin wonen?’ vraagt hij me retorisch. Niet alleen wonen er nu getalsmatig minder mensen in de Kraaiennest-buurt dan vroeger, maar ook vertrokken de wat meer bemiddelde mensen uit de buurt, bijvoorbeeld naar Almere, Amersfoort of Hoofddorp. Bare vindt dat de gemeente veel meer moet investeren in de kleine ondernemers, ‘het komt nu maar van één kant’, zegt hij, waarmee hij wil aangeven dat veel winkeliers bij de gemeente te kennen geven dat hun situatie nijpend is, maar dat de gemeente niet thuis geeft. Ook heeft hij tevergeefs bij de beheerder van het winkelpand aangeklopt, ook die gaf geen sjoege. ‘U bent de zesde persoon die dit soort vragen stelt’, zegt Bare wanneer ik doorvraag op zijn situatie, ‘ze nemen allemaal dat soort vraagjes mee’. ‘Ze praten zoveel, soms heb je zo’n avondje en je verliest je tijd alleen. Dat doe ik niet meer, de tijd die ik daar zit besteed ik liever aan iets anders’.

Ik vertel dat ik niet namens de gemeente kom, maar dat ik met een andere reden in zijn winkel sta. ‘Het is langzamerhand niet leuk meer’, zegt Bare, hij overweegt zelfs zijn winkel naar Almere te verplaatsen. In Amsterdam Zuidoost betaal je immers twee keer zoveel huur voor een winkelpand als in Almere. Op mijn vraag of hij dan zelf ook in Almere gaat wonen zegt hij: ‘Dat durf ik niet te zeggen’.

Teujib HALAL pizza & SNACKS – Kruitberghof 34

De eigenaar van Teujib Halal Pizza & Snacks heb ik nooit gezien, wel twee jongens die ‘af en toe komen helpen’. ‘Pizza wil je niet eten als je hier staat’,  zegt Umair, de neef van de andere jongen die ik eerder sprak. De pizza & snacks-lijn is een afgeleide van Teujib Halal Traiteur, dat weer is ondergebracht bij Teujib Halal Productie. Het bedrijf produceert op grote schaal verschillende vleessoorten in een eigen productieruimte. Teujib is het arabische woord voor halal, rein.

Hom Mode opticiens – Bijlmerlpein 689M (shopperhal)

Hekmat Tarin

Op het buro van Hekmat Tarin staat een Italiaans vlaggetje. Ik vraag hem of zijn familie uit Italië komt, dat blijkt niet zo te zijn, wel heeft hij zelf één jaar in Italië gewoond. Hekmat werkt nu bija drie jaar in deze zaak, daarvoor deed hij kennis op bij brillenreuzen als Hans Anders, Pearle en Specsavers. Hij leerde daar één les: begin voor jezelf. Natuurlijk, je moet het aandurven helemaal in je eentje een bedrijf op te starten, maar al doende leer je snel. Zijn winkel onderscheidt zich van het reguliere aanbod door enerzijds de lage prijzen (€ 85 voor een enkelvoudige bril) en anderzijds de goede service: binnen 1 uur sta je weer buiten met een nieuwe bril.

Hekmat stelt voor het formulier maar meteen in te vullen. Wanneer hij dat gedaan heeft vraagt hij welke bril ik ga tekenen, ervan uitgaande dat ik een bril zal kiezen als het meest favoriete object. Ik zeg dat hij zelf een keuze voor een object dient te maken en dat hij ook zelf de tekening moet maken. Hij schrikt, ‘Ik kan helemaal niet tekenen’, zegt hij. Ik vertel hem dat het er helemaal niet om gaat een heel goede tekening te maken, dat het juist leuk is dat iedere tekening een eigen handschrift krijgt omdat iedere tekenaar steeds op een andere manier tekent. Hekmat denkt even na en trekt dan gedecideerd de la van zijn buro open en toont me triomfantelijk een brillenfoudraal. Hij opent het en toont me de bril die er in zit, een Cartier leopard. Glazen zonder montuur, de poten bestaan uit gouden luipaarden die naar het glaswerk happen. Dan denkt hij even na en zegt dat het misschien niet zo’n goede keuze is. Natuurlijk, het is een prachtige bril, maar hij heeft nog maar één exemplaar. En wat nu als zich straks geïnteresseerden melden bij het zien van zijn tekening ? Dan krijgen ze nul op het rekest. . . ‘Nee, dan kan ik beter een bril nemen die ik wél kan verkopen’.

‘Welke bril zou u nemen?’ vraagt hij mij. Hij pakt een sportbrilletje uit het perspex rek en laat het mij twijfelend zien. ‘Wat is de trend?’ vraag ik, ‘ik zie veel ronde glazen, dat lijkt weer in’.
‘Ja, dat is de trend’, zegt hij en kiest voortvarend een rood/gouden bril, geen Cartier maar een Suofeia.
Achter zijn buro vraagt hij zich hardop af hoe hij de bril zal gaan tekenen. Dan legt hij de bril plat op het tekenvel, de poten naar boven, en beweegt zijn pen langs de contouren van de brillenglazen. Tevreden kijkt hij naar het resultaat. ‘En de poten, waar zijn de poten?’ wil ik weten. Hij kijkt bedenkelijk, hoe moet hij dat nou weer oplossen? Ik stel voor de poten langszij te tekenen, hij vindt het een goede suggestie. Met een liniaal trekt hij twee rechte lijnen, uit elk glas één. Ik vraag hem naar de ronding van de poot bij het oor, hij legt de liniaal wat schuin en trekt zo twee rechte rondingen. Tenslotte suggereer ik dat het mooi zou zijn nog een andere kleur toe te voegen, de bril heeft immers twee kleuren, rood en goud. Hij beaamt dat dat een goed idee is en gaat op zoek naar een andere kleur. In zijn burola is die niet te vinden, waarop hij naar een belendende winkel loopt om daar een groene stift te bemachtigen. Zorgvuldig trekt hij groene strepen naast de zwarte lijnen.

Suzie stoffen – Bijlmerplein 691-E (shopperhal)

Suzie Ampofo

Suzie Ampofo is een ‘autorized dealer’, ze verkoopt stoffen van bekende merken als Julius en Vlisco. Het is altijd druk in de winkel, vrouwen kiezen zorgvuldig hun stoffen uit, Suzie zit als een echte matrone achter haar kassa. Wanneer ik haar vraag of ik een foto van haar mag maken zegt ze ‘I am not prepared for making a photo. If I knew you were taking a picture I would have dressed myself in a beautful African dress’. Ik maak een foto van haar achter de kassa en beloof haar die toe te sturen. Als zij niet tevreden is over het resultaat kunnen we een nieuwe fotoshoot organiseren stel ik voor.

Wanneer ik de winkel een paar dagen later binnenloop zegt Suzie dat ze het geen goede foto niet goed, we kunnen beter een andere maken. Ze gaat voor de grote stalenkaart aan stoffen staan, ik maak een paar nieuwe foto’s.

Kay’s Candies – Harriët Freezerstraat 95

Nana Safoa, de eigenaresse zegt dat ze haar zoon gaat vragen een tekening te maken van haar favoriete object. Hij belt een paar dagen later om te vragen welke kosten er aan het project verbonden zijn. Ik stel hem gerust, zeg hem dat meer winkeliers deze vraag stellen en dat deelname natuurlijk kosteloos is.
Kay’s candies bestaat 16 jaar, het is een Ghanees familiebedrijf. Op mijn vraag aan Nana Safoa waarom ze snoep én noten verkoopt zegt ze: ‘Ik weet niet, dat komt gewoon’. Ik vraag of ze zelf van snoep en noten houdt, wat ze het liefste eet. Ze vertelt dat ze vroeger erg van snoep hield, maar nu vooral van noten, walnoot en hazelnoot zijn haar favorieten.

Haar snoepwaar en noten haalt ze bij Lekkerland in Waddinxveen. Op de website van Lekkerland lees ik het volgende: ‘Klassieke zoete en hartige producten staan in de conveniencebusiness sinds jaar en dag op hoog niveau. Lekkerland biedt meer dan 3.000 artikelen voor elke smaak. Chocoladerepen, koekjes, chips, lolly’s, kauwgom, hartige snacks of noem maar op!’
Lekkerland blijkt nog veel meer te verkopen: ‘Ook de leukste Disney-knuffels, geschenkpakketten en strooizout maken deel uit van het Lekkerland non-food assortiment.’ En wie op zoek is naar een tabaksautomaaten kan ook bij Lekkerland terecht.
Van sommige mensen in Amsterdam hoorde ik dat de Ghanese en de Surinaamse gemeenschap niet veel met elkaar optrekken. Als ik Nana vraag of zij daar iets van merkt, zegt ze dat haar kinderen met Surinaamse kinderen spelen, ‘we zijn één’.

Miss Alida –  Bijlmerplein 690-K  (shopperhal)

Mariella Bekker

‘Ik weet al wat het object is, dat is mijn boek’, zegt Mariella Bekker, wanneer ik haar uitleg waar ik voor kom. Ze heeft in 2012 een prentenboek geschreven over een zwart meisje dat haar dromen najaagt, de titel van het boek is Miss Alida, werk aan je dromen en ze komen uit. ‘We hebben allemaal een kracht in ons, en als je die inzet kan je alles bereiken’, zegt Bekker. Haar tweede boek heet Miss Alida en de droomboom, het derde komt binnenkort uit. Ik vraag Mariella hoe ze aan de naam Miss Alida komt, ze vertelt dat ze aan het mediteren was en dat de naam toen plotseling naar boven kwam. Op internet vind ik het verhaal achter Miss AlidaDe naam ‘Alida’ van het ‘Miss Alida-contest’ is afkomstig van de slavin Alida, wiens borsten waren afgezet door haar plantage-eigenares Susanna du Plessis. Deze verdacht haar man ervan een relatie te hebben met Alida. In de jaren rond 1990, toen voor het eerst de ‘Miss Alida-verkiezing’ werd georganiseerd, werd Alida als voorbeeld gebruikt ter inspiratie voor de kandidaatmissen. Het doel van deze verkiezing is om de waarde van de Afro-Surinaamse vrouw te onderstrepen. Daarbij staat uiterlijke schoonheid niet op de voorgrond, maar juist haar hart en verstand. Als vrouw moet zij zich bewust zijn van haar sociaal-economische positie en haar culturele achtergrond, om hoger op de maatschappelijke ladder te komen.
Waren de traditionele missverkiezingen voor vele feministen een doorn in het oog vanwege het seksistische karakter, binnen de Surinaamse gemeenschap heeft de missverkiezing een herwaardering ondergaan. De beoordelingscriteria zijn niet seksistisch getint, maar juist gericht op empowerment en emancipatie van jonge vrouwen. De verschillende bevolkingsgroepen organiseren regelmatig missverkiezingen. Zo bestaan er de Miss Alida- (Afro-Surinaams), Miss Putri- (Javaans), Miss India Holland- (Hindostaans), en de Miss Kwakoeverkiezingen.

Bekker vertelt dat ze het boek maakte omdat er nauwelijks boeken zijn met zwarte hoofdfiguren. Ze heeft het boekje ook in het Engels vertaald en daarnaast een hele Miss Alida lijn opgezet met schriften, tassen, rugzakken, T-shirts, etc. Nadat ze het boek had geschreven begon ze na te denken over een eigen winkel, maar ‘Miss Alida gaat mijn winkel niet vullen’ dacht Bekker. Zodoende ging ze op zoek naar meer zwarte rolmodellen, zo kan je in haar winkel bijvoorbeeld een zwarte Nijntje kopen en Disney figuren als Moana ( in Nederland heet ze Vaiana) en princess Tiana, en voor de jongens Black Panther. Ik vraag Mariella of ze vroeger zelf zwarte poppen had, ze vertelt dat ze ‘poppenspelen niet echt haar ding’ was, ze was meer een tomboy.

Dimadima –  Harriët Freezerstraat 111

Dimadima betekent in het arabisch ‘altijd altijd’, Mohamed Kallat’s vader noemde de winkel zo omdat hij altijd, echt altijd in de winkel stond. Als ik een paar dagen later terugkom om de enveloppe te halen herkent Mohamed me meteen. ‘Ik had geen tijd, sorry’, zegt hij. We spreken af dat ik over een paar dagen weer langskom. Na een paar dagen loop ik weer binnen, Mohamed zegt dat ik beter dinsdag terug kan komen, de afgelopen dagen was het te druk: ‘Volgende week dinsdag, ik heb het druk’, zegt hij, ‘dan ga ik het dit weekend doen. Ik beloof niets, ik hoop het’.

De vrijdag daarop loop ik de winkel binnen omdat ik ook verschillende andere winkels in de buurt bezoek. ‘Dinsdag hadden we afgesproken’, zegt Mohamed
als hij mij ziet, ‘ben je het vergeten?’ Dinsdag toont Mohamed me de enveloppe, ik ben blij verrast. De vorige drie winkels waar ik langs ging hadden ondanks hun eerdere toezeggingen geen tekening gemaakt. Mohamed zegt ‘Dinsdag is dinsdag’. Ik antwoord dat dat voor sommigen niet geldt. ‘Voor mij wel’, zegt hij. Hij heeft de enveloppe heel discreet dichtgeplakt. Ik ben te nieuwsgierig om tot thuis te wachten en maak de enveloppe in de winkel open, Mohamed licht zijn keuze voor zijn lievelingsvoorwerp toe.

Africa-Beauty – Bijlmerplein 689 A (Shopperhal)

Eve Sawadogo

Eve Sawadogo was 26 jaar toen ze haar eerste jurk maakte. Zelf kleren maken was toen niet meer dan een hobby, ze werkte in die tijd bij de gemeente in een plaats  Burkina Faso. Haar neef had een naai-atelier, maar écht enthousiast werd Eve daar niet van. Acht jaar geleden arriveerde Eve met haar Nederlandse vriend in Nederland, daarvoor woonde ze acht maanden met hem samen in Burkina Faso. Ze werkt nu zeven maanden in haar winkel, waar ze kleding op bestelling maakt, in de winkel heeft ze bovendien veel showmodellen hangen. Ik vraag haar of ze Burkina Faso mist, ze antwoordt bevestigend. ‘Wat mis je het meest?’ vraag ik haar. ‘Alles’, zegt ze, ‘het is saai hier. Ik mis het eten, het sociale leven, de mensen. Hier is het keihard werken, werken, werken, daar was elke dag een uitdaging. Je bent daar constant buiten, ziet altijd andere mensen’. Ze vertelt dat ze om 7.00 uur begon met werken, van 10.00 tot 12.00 uur hield ze pauze en vervolgens werkte ze door tot 17.00 uur. Ze kon haar werktijden zelf redelijk goed indelen, ‘het was flexibeler, meer relaxed’.

Twee keer per jaar gaat ze zo’n twee weken naar haar geboorteland om weer even bij te tanken. Ze wil ooit weer in Burkina Faso gaan wonen, nu is dat lastig omdat ze schoolgaande kinderen heeft. Die zouden natuurlijk naar een internationale school in Burkina Faso kunnen gaan, maar dat lijkt toch niet ideaal, ze zijn hier geworteld. De kwaliteit van zo’n school in Burkina Faso doet volgens Eve zeker niet onder voor die van de scholen hier, veel Europeanen denken dat hun scholen in kwalitatief opzicht beter presteren dan scholen elders in de wereld. Eve verbaast zich vaak wat haar kinderen wel en niet leren op school, soms komen haar kinderen thuis met vragen waarvan Eve zeker weet dat zij dergelijke vragen niet aan haar ouders stelde, ze wist zelf het anwoord zelf al. ‘Iedereen denkt Europa is leuk, maar ach ja…’

Ze vertelt dat ze in Burkina Faso enkele jonge vrouwen steunt met het opzetten van een eigen naai-atelier, ze laat vaak naaimachines achter. Ik zeg haar dat ik vrouwen vaak zo sterk vind, ze moet lachen, vindt het vanzelfsprekend dat je voor elkaar zorgt, ‘we zijn toch moeder?’ Ik zeg dat je er ook voor kan kiezen je alleen op je eigen kinderen te concentreren, Eve zegt dat ‘we moeten investeren in waar we vandaan komen, we moeten elkaar helpen’. Ze vertelt dat moeders in Afrika nooit alleen hun eigen kinderen opvoeden, maar ook de kinderen van anderen. Wanneer zij als kind iets fout had gedaan en haar buurvrouw had het gezien, dan kon ze erop rekenen een klap van de buurvrouw te krijgen. ‘Hier in Nederland gaat dat heel anders’ merkt Eve op, ‘dan zeggen ouders tegen elkaar we moeten eens praten over het gedrag van je kind…’.

In het boek ‘Mijn moeder was alfabeet en andere levensverhalen van geslaagde vrouwen’ (1999, redactie Geke van der Wal, uitgever Mets/Novib) lees ik een interview met Saba Habte, dat goed aansluit op wat Eve vertelt.
Saba Hapte is een Ethiopische vrouw die opgroeide in Addis Abeba en na lange omzwervingen in 1979 in Nederland kwam. Ze vertelt dat ze niet terug wil naar Ethiopië, maar wel blijft zoeken naar rechtvaardigheid. ‘Ik doe het nu op een andere manier, ik sponsor de studie van een paar landgenoten hier. En mijn huis staat altijd open voor anderen, vluchtelingen, mensen zonder papieren, het is een klein huis, maar er kunnen er wel twintig in. Ik ben niet zoals de Nederlanders die heel veel privé moeten hebben. Dat leer ik mijn dochtertjes ook, dat ze moeten delen met anderen . . . Bezit laat je achter bij je dood. Belangrijker is wat blijft leven als je doodgaat, wat je meegeeft aan anderen, aan je kinderen’. In hetzelfde boek staat een interview met Aldith Hunkar, voormalig presentatrice van het Jeugdjournaal. Zij zegt: ‘In Nederland wordt over het algemeen gedacht dat Nederland de norm is, maar dat is natuurlijk niet zo. Ik ben er sterk van doordrongen dat de waarheid wel op zestig of zeventig verschillende manieren verteld kan worden. Dat de ene manier van leven niet beter of slechter is dan de andere’.

Ertussenuit

Ertussenuit

25 augustus 2018
Na een kleine vakantie in Schwarzwald, de Vogezen en Luxemburg ben ik van plan de zoektocht naar de 28 nazaten van de wereldtentoonstelling in 1883 in Amsterdam voort te zetten. In de korte vakantie heb ik me onder andere kunnen laven aan de Bollenhut (‘Mit seinen aufgesetzten Bollen aus Wollewurde der malerisch aussehende rote Bollenhut zu einem Symbol des gesamten Schwarzwaldes, obwohl er dort an sich nur in einem relativ kleinen Gebiet verbreitet ist’, Wikipedia), het Isenheimer altaar van Matthias Grünewald, fraaie tentoonstellingen in het ZKM in Karlsruhe en een 12 meter grote replica van het vrijheidsbeeld in New York, in 2004 op een rotonde in Colmar neergezet ter gelegenhied van de 100-ste sterftedag van de maker van het vijheidsbeeld, Frédéric Auguste Bartholdi.
Een korte beeldimpressie.


Bollenhut in Gutach

Matthias Grünewald – detail Isenheimer altaar – 1510-1515


ZKM: Luigi Russolo – Intonarumori – 1910-1930

ZKM: Dieter Hacker – Geprüft und für wertlos befunden – 1980

Colmar 

 

 

Weer thuis

Weer thuis

7 augustus 2018

Gedurende de vier weken dat ik in Heesterveld werkte stond deze aangelijnde beer mij aan te kijken zonder ogen te hebben. Een varken, een beer, of misschien toch een paard? Geen idee wie de eigenaar is, al die tijd stond hij voor mijn raam, vergezeld door steeds wisselende fietsen.

Afgelopen vrijdag richtte ik een kleine expositie in van mijn werken die betrekking hebben op enerzijds de wereldtentoonstelling van 1883, en anderzijds het lievelingsvoorwerp van verschillende winkeliers in Amsterdam Zuidoost.
De dag daarvoor kreeg ik een heel attente sms van Pedro, een van de drie vrijwilligers van Neverneverland. Hij vroeg we of hij me kon helpen met de inrichting van de expositie, en zo ja hoe laat hij aanwezig zou zijn. En ook liet hij me weten zelf de catering op zich te nemen, dan kon ik me volledig op de gasten en bezoekers concentreren.

Arthur, Pedro en Angelo 

Rond drie uur kwam hij met zijn twee collega’s aanwaaien, als vanzelfsprekend begonnen ze met tafels te schuiven, ijsblokken te kopen en het bier koud te zetten. Er kwamen bar weinig bezoekers, het weer was te mooi en de vakantie was allang begonnen. Desondanks was het echt gezellig. Hulde aan het enthousiaste drietal van Neverneverland, Arthur, Angelo en Pedro! En ook natuurlijk aan de twee stuurvrouwen van deze stichting, Judith en Anja. Ik heb het de afgelopen maanden erg naar mijn zin gehad in Zuidoost en zie mijn verblijf meer als een opstart naar iets groters dan iets anders. De komende tijd zal ik de teksten die ik op mijn blog zette blijven aanvullen (kijk bijvoorbeeld naar de uitdijende inhoud van Mijn favoriete object 3 – JA). Wanneer een winkelier aangeeft akkoord te gaan met de tekst die ik over zijn/haar winkel schrijf, plaats ik de tekst + foto’s op mijn blog. En zo zal het waarschijnlijk andere ‘hoofdstukken’ ook vergaan, het is een ongoing process.
Hieronder nog een paar laatste indrukken van de kleine expositie, allemaal werken waarin (enkele van) de 28 Surinamers van 1883 een belangrijke rol spelen.

Zus en zo

Zus en zo

4 augustus 2018

Thailand

Terwijl ik op een bankje wat notities zit te maken volg ik het gesprek naast me.
Een Surinaamse man zegt tegen een Surinaamse vrouw dat haar kind hetzelfde kledingstuk aanheeft als zijn kind, hij vindt het grappig. De twee blijken elkaar te kennen, al snel hebben ze het niet meer over de kleding van de kinderen maar over het warme weer en de naderende vakantie.
‘Ga jij nog op vakantie?’ vraagt hij haar.
Ze antwoordt bevestigend.
“Ga je naar Suriname?’ wil hij weten.
‘Nee, ik ga naar Thailand’, is haar antwoord.
‘Zoohoo, dat doe je het beter dan mij’, zegt de man bewonderend.
‘Ik ben een beetje uitgekeken op Suriname’, zegt de vrouw. ‘En weet je wat het mooie is, Thailand lijkt op Suriname: het is een tikkeltje moderner maar qua vegetatie en klimaat is het eigenlijk hetzelfde’.
‘Is zo’n reis niet duur?’ vraagt de man.
‘Nee hoor’, zegt de vrouw, ‘ik ben al twee keer in Thailand geweest, alles is twee keer zo goedkoop als in Suriname. Ik zit in een luxe de luxe hotel en ik kan alles bestellen’.
‘Oooo, ik ga er ook over nadenken!’ zegt de man.
‘Weet je, de mensen zijn ook gastvriendelijk’, vervolgt de vrouw, ‘ze zijn echt aardig daar’.
‘Nou, geniet evan’, zegt de man, ‘en geniet ook een beetje voor mij!’

50 cent
In de winkel waar ik op de eigenaar sta te wachten -het is druk in de winkel- om te vragen of hij een tekening heeft gemaakt speelt zich in de tussentijd een toneelstuk af. Twee Surinaamse vrouwen willen de vis betalen die ze kopen, per ongeluk laten ze een muntstuk van 50 eurocent op de grond vallen. Ze maken de wat oudere Marokkaanse verkoper er op attent dat er 50 cent onder zijn langgerekte vriesinstallatie is gevallen en dat het nu wellicht bij hem ligt, aan zijn kant van de vriezer. De man kijkt naar zijn voeten maar ziet niets, ‘Ik zie ‘m niet’, zegt hij. De vrouwen hurken en proberen in die positie onder de vriesinstallatie te kijken, iets wat eigenlijk alleen maar lukt als je op je knieën gaat zitten en je hoofd ónder de vriezer houdt. Ze zeggen dat ze het muntstuk zien liggen, de verkoper probeert ook een blik onder de vriezer te werpen maar ziet het muntje nog steeds niet, ‘Ik zie ‘m niet’, zegt hij nogmaals. De vrouwen raken wat gepikeerd. ‘Maar u maakt het hieronder toch wel eens schoon?’ willen ze weten. De man beaamt het, de vrouwen dringen aan dat hij een bezem of iets dergelijks pakt. De man loopt naar achter en komt terug met een lange vloerwisser. Hij loopt naar de vrouwen toe, gaat op zijn knieën zitten, bukt zich voorover en maakt met de wisser lange bewegingen onder de vriezer. Er komen wat blaadjes tevoorschijn, verder is het er brandschoon. Geen stof, geen muntstuk. De vrouwen volharden. ‘Het moet er liggen’.
‘Ik zie ‘m niet’, zegt de man al vloerwissend. Er dreigt een patstelling te ontstaan, de vrouwen weten steeds zekerder dat de munt onder de vriezer ligt en de verkoper weet steeds zekerder dat dat niet zo is. Totdat een medewerker van de zaak die al een tijdje het gebeuren gadeslaat vraagt waarnaar ze zoeken. ‘Onze 50 cent ligt hieronder’, zeggen de twee vrouwen, wijzend op de vriezer, ‘hij is eronder gerold’. De medewerker kijkt vanaf de andere kant van de vriezer opzij en ziet plotseling een muntstuk liggen. ‘Hier ligt-ie’, zegt hij en pakt het muntje op.
Iedereen is blij dat het geld terecht is, beide partijen vinden dat ze gelijk hadden. De vrouwen omdat hun munt wel degelijk onder de vriezer naar de andere kant is gerold, de oudere verkoper omdat de vrouwen aangaven dat ze de munt zagen terwijl dat dus niet zo was.

Nelson Carrilho

Nelson Carrilho

Hans van der Pas en Nelson Carrilho

4 augustus 2018
Na mijn digitale oproep informatie te delen over de nazaten van de 28 Surinamers die in 1883 op het Museumplein tentoongesteld waren in het kader van de Internatonale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling belt Hans van der Pas me. Hans en ik kennen elkaar van de Rietveld academie, we zaten er gelijktijdig op school en zien elkaar zo nu en dan. Hij vertelt me dat hij mijn oproep las en dat een goede vriend van hem, Nelson Carrilho, een achterkleinzoon van Elisabeth Moendi is. Nelson woont in de Jordaan en weet sinds enkele jaren van het bestaan van zijn overgrootmoeder en zijn grootmoeder Henriette, de eenjarige dochter van Elisabeth die zij met zich meebracht naar Amsterdam.


Elisabeth Moendi

In zijn mooie tekst ‘Ziende, maar op de tast – Een verhaal dat 123 jaar wil overbruggen‘, schrijft Michiel van Kempen, bekend surinamist die zelf twee inheemse Surinaamse kinderen adopteerde die nakomelingen bleken te zijn van dezelfde Elisabeth Moendi (!) over haar: ‘Het meest opmerkelijke aan deze vrouw was nog wel dat zij in het huwelijk was getreden met een indiaan, met wie zij ‘het gewone indiaansche nomadenleven’ leidde. Zeker voor een vrouw van de allereerste generatie migranten uit India moet dit een opmerkelijke stap zijn geweest. Menging tussen Hindostanen en mensen van een andere etniciteit werd pas ver na de Tweede Wereldoorlog een geaccepteerd verschijnsel – hoewel in sommige families nog altijd niet. Maar een gemengde relatie van een Hindostaan met een indiaan is – hoeveel uiterlijke kenmerken zij soms ook gemeen hebben – tot op de dag van vandaag ongewoon. Elisabeth Moendi moet de allereerste geweest zijn’.

Een paar dagen later zijn Hans en Nelson bij mij op bezoek in Heesterveld, Nelson vertelt dat zijn zus hem op de geschiedenis van hun voorouders attendeerde.Tijdens haar genealogische zoektocht stuitte ze op Elisabeth Moendi. En aangezien het Rijksmuseum het boek ‘les habitants de Suriname à Amsterdam’ in haar bezit heeft met daarin twee foto’s (één en face en de andere en profil) van Elisabeth Moendi, bestelde zij bij het museum een foto van Elisabeth Moendi, haar overgrootmoeder. De foto voldeed niet helemaal aan haar verwachtingen, waarna ze hem aan haar broer gaf. Nelson hing de foto op in zijn atelier, duidelijk zichtbaar voor passerende voorbijgangers. Veel mensen reageerden op de foto, zijn overgrootmoeder kwam zo ook voor hem steeds meer tot leven.

Nelson Carrilho, geboren in 1953 op Curaçao (Nederlandse Antillen), kwam in 1965 naar Nederland en studeerde vanaf 1980 bij de beeldhouwafdeling van de kunstacademie in Utrecht, toen nog Artibus geheten (thans HKU). In zijn werk speelt de mens een belangrijke rol, niet alleen als een individu dat letterlijk ruimte inneemt, maar ook als onderdeel van een groter geheel, een complexe maatschappij. Bijna iedere Amsterdammer kent waarschijnlijk zijn iconische anti-racisme beeld in het Vondelpark dat hij in 1984 maakte na de moord op Kerwin Duinmeijer.


Moeder Rots Vond – foto: Rogier Fokke

En ook het beeld Dragers van Verre (1989), symbool van een multicultureel Amsterdam in het Westerpark, zullen veel mensen kennen. Op Carrilho’s website vond ik de bijbehorende, door hem geschreven tekst: ‘Laat ons allen er bij stil staan, dat elk mens waar hij of zij ook vandaan kwam of naartoe gaat, zijn culturele rijkdom heeft meegenomen en uitdraagt, opdat wij ten alle tijde zijn schoonheid mogen ervaren’.

Dragers van Verre  – foto: Rogier Fokke

Sjoerd Kuyper schrijft op dezelfde website dat het beeld ‘als thema de constante verplaatsing van mensen van continent naar continent (heeft)’. Zonder dat Carrilho de geschiedenis van zijn oma Henriette en zijn overgrootmoeder Elisabeth Moendi kende maakte hij in dus al 1989 het ultieme beeld over zijn twee familieleden.

Nelson vertelt dat hij van plan is een reis te maken waarbij hij in eerste instantie India wil bezoeken, Afrika en Suriname volgen eventueel later. Hij wil een verandering van zijn eigen bewustzijn creëren, een reis binnen zichzelf maken, ‘ontwesteren’. In zijn atelier heeft hij een altaar ingericht om de reis voorspoedig te laten zijn, kern van dit altaar is de foto van Elisabeth Moendi die hij van zijn zus kreeg. Rondom zijn overgrootmoeder heeft hij diverse van zijn eigen beelden geplaatst, samen vormen ze de zijn eigen geschiedenis, een bloedlijn van tenminste 125 jaar.

Hans van der Pas mailde me de volgende dag het volgende over de naam Moendi: ‘Ik heb nog even nagevraagd bij mijn Indiase vriend en die kon mij vertellen dat Moendi = gelijk aan Marandi en dat dit inderdaad een gebruikelijke familienaam is bij Santal.
The Santal, or rarely Santals are an ethnic group, native to Nepal and the Indian states of Jharkhand, West Bengal, Bihar and Odisha. Santhals are the largest tribe in India in terms of population. There is also a significant Santhal minority in neighboring Bangladesh, and a small population in Nepal and Bhutan. They are one of the largest Scheduled Tribecommunities in India. The Santals mostly speak Santali, an Austroasiatic language and that is the most widely-spoken of the Munda languages. Santali is a language in the Munda subfamily of Austroasiatic languages, related to Ho and Mundari, spoken mainly in the Indian states of Jharkhand , West Bengal and Chhattisgarh.’

Ook Nelson Carrilho stuurde me later aanvullende informatie. Een foto van het altaar in zijn atelier waarin Elisabeth Moendi een belangrijk beeldend element is, en ook een foto van een andere installatie, namelijk Take back your gods. 


Deep in me a passionate dream – foto: Tom Benavente

Take back your Gods – foto: Nelson Carrilho

Bij het altaarstuk  Deep in me a passionate dream schreef hij een gelijknamige tekst:

Deep in me, a passionate poem

Elisabeth Moendi is mijn overgrootmoeder, geboren in Calcutta, India. In 1867, toen ze 13 jaar was, vertrok ze per zeilschip vanuit Calcutta als een ‘koelie’, een contractarbeider naar Suriname. Daar trouwde zij met een Arrowak, iemand die behoorde tot de inheemse bevolking van Suriname. Op 4 april 1883 vertrekt een boot met 28 Surinamers richting Bretagne, via het eiland Martinique, waarvandaan de trein naar Amsterdam wordt genomen. De groep is ‘gehaald’ om tentoongesteld te worden op de Internationale, Koloniale en Uitvoerenhandel Tentoonstelling (Wereldtentoonstelling). Het tentoonstellen van mensen (de menselijke dierentuin) was een zeer populair concept in die jaren in Europa. De groep kreeg een plaats in een grote tent achter het Rijksmuseum in Amsterdam. Door Surinamers en ook Javanen uit het gekoloniseerde Indonesië neer te zetten als onbeschaafd, primitief en dierlijk, probeerde men de bevolking ervan te overtuigen dat het koloniseren gerechtvaardigd was en de superioriteit van het blanke ras en van de eigen natie benadrukken.Propaganda en entertainment heeft het westerse perspectief gevormd en heeft bijna vijf eeuwende perceptie van ‘de ander’ beïnvloed. Onder de tentoongestelde koloniale onderdanen waren mijn overgrootmoeder Elisabeth Moendi en haar dochter Henriette Moendi. Beiden werden ter plekke bestudeerd en opgemeten door wetenschappers. Velen van deze wetenschappers meenden dat zwarte mensen evolutionair gezien dichter bij de dieren stonden dan witte mensen. Dat rechtvaardigde meteen ook het gebruik van menselijke dierentuinen. Eigenlijk komt het er op neer dat mensentuinen en vernietiging eigenlijk twee kanten van dezelfde medaille vormen.

Met de twee installaties (foto), waarin ik een foto van mijn overgrootmoeder verwerkt heb, probeer ik een glimp te vangen van de diepe mysteries die ze heeft ervaren, in een stormachtig leven, op zoek naar een menselijker bestaan. Dit altaarstuk: Deep in me a passionate poem, een sacraal kunstwerk die kritische vragen opwerpt, markeert het begin van mijn onderzoek in India, Suriname en Nederland om een verborgen geschiedenis te duiden.

Dit is een familieverhaal over migratie, vermenging en kolonialisme.

Mijn favoriete object 3 – JA

Mijn favoriete object 3 – JA

31 juli – 4 augustus
Een aantal jaar geleden bedacht ik dat het interessant zou zijn winkeliers te vragen naar hun meest favoriete object uit de winkel. Dit lievelingsvoorwerp mocht een heel directe relatie hebben met de in de winkel te verkopen spullen (een fietsenmaker kiest een fiets), maar kon ook iets zijn dat juist niets met de winkel te maken had. Iets dat de winkelier bijvoorbeeld altijd bij zich draagt, een gevonden voorwerp, of iets dat een belangrijke emotionele waarde heeft. Ik vroeg de winkeliers niet alleen hun favoriete voorwerp te benoemen maar ook te beschrijven wat het object zo bijzonder maakt. En als klap op de vuurpijl wilde ik hem/haar een tekening van het favoriete object laten maken. Het lukte me een aantal winkeliers te vinden die het een en ander wilden opschrijven en tekenen, maar al snel was ik weer met andere dingen bezig en vergat ik het project.

Lopend in de Amsterdamse Poort, hét winkelcentrum in Amsterdam Zuidoost, moest ik weer aan dit project denken. De enorme variatie in winkels maakte het aantrekkelijk het project weer op te pakken. Ik besloot alleen maar kleine winkels te benaderen die het multiculturele karakter van Zuidoost onderstrepen en dus niet de onpersoonlijke winkelketens die je in iedere stad vindt.
De afgelopen week heb ik zo’n 70 winkeliers benaderd. Ongeveer de helft heeft toegezegd mee te doen, de andere helft heeft ofwel geen tijd, zegt niet te kunnen tekenen of heeft er gewoon geen zin in. Hieronder volgt een verslag van de winkeliers die WEL mee wilden doen.

Badri´s Tropicals –  Bijlmerplein 692 A  (Shopperhal)

Ashwin Badrising met zijn oudste dochter

De eerste keer dat ik Badri’s Tropical bezoek vertelt de hindostaanse eigenaar, Ashwin Badrising, dat hij al 15 jaar op deze plek zit. Ik complimenteer hem met het brede assortiment aan tropische waren, zeg dat hij een grote winkel heeft. ´Groot?’ vraagt hij, ‘klein vind ik, ik zou wel een grotere winkel willen hebben!’

Wanneer ik voor de tweede keer langskom zegt Ashwin de tekening te zijn vergeten. Ik vraag welk voorwerp hij heeft getekend, hij wijst op de sopropo, het fraaie Surinaamse woord voor de bittermeloen, een soort komkommer met een wrattige schil. Ik vind het woord javaans klinken, hij vertelt me dat het de Surinaamse benaming is, in het javaans heet de bittermeloen pare.
Weer een halve week later zegt dat hij de tekening vergeten is mee te nemen, ‘hij ligt nog thuis’. Ik spreek af de volgende week terug te komen. Wanneer ik de week daarop voor de vierde keer langskom en de eigenaar mij ziet slaat hij schaamtevol zijn hand voor zijn ogen en zegt: ‘U hebt echt niets aan mij’. Hij is de tekening weer vergeten mee te nemen. En ook de vijfde keer heeft hij de tekening niet bij zich, hij verontschuldigt zich, ‘Het wordt nu genant’, zegt hij en stelt voor het formulier en tekening ter plekke in te vullen/te maken. ‘Ook de tekening?’ vraag ik. ‘Ja, dat is niet zo moeilijk toch?’ is zijn antwoord. Omdat het heel druk is in de toko besluiten we dat ik de dag erop kom en dat we dan spijkers met koppen slaan. De dag erop ziet zijn zuster mij als eerste en zegt ‘Ik hoop dat ie het meeheeft’. Als de eigenaar me ziet vraagt hij of ík een enveloppe bij me heb, hij verkeert in de veronderstelling dat ik de papieren bij me heb zodat hij ze ter plekke kan invullen.’Ik ben gisteravond niet op kantoor geweest’, zegt hij ter informatie. Meestal heb ik wel een enveloppe met daarin een formulier en tekenvel bij me, maar dit keer niet. Het is de laaste dag dat ik in de residency zit en ik wil niet nog meer winkels benaderen omdat het proces vaak traag verloopt en ik geen tijd meer heb de formulieren op te halen. Ik besluit terug naar Heesterveld te fietsen om daar een formulier op te halen, een uurtje later sta ik weer voor zijn neus. Ashwin Badrising maakt de tekening en vult het formulier in, hij legt me uit dat de tekening die hij eerder maakte op kantoor ligt waar hij alleen ’s maandags is. Hij neemt uitvoerig de tijd mij over de winkel te vertellen, ‘ik hoop dat ik het zo een beetje goed kan maken’, zegt hij.

Hij vertelt dat zijn grootvader in de jaren 60 marktman was in Suriname, ‘wij zitten al heel lang in deze branchering’. Begin jaren 70 vertrokken zijn grootouders naar Nederland en startten daar al snel een toko. Het ondernemersbloed zit onmiskenbaar in de familie: ouders, oom, zuster en dochter, allemaal zijn ze werkzaam in een of meerdere toko’s. De familie importeert veel artikelen uit Suriname en maakt ook eigen producten, zoals pindasaus en marinades. Een oom van Ashwin runt Domburg, een eigen productiebedrijf in Domburg (Suriname). Zijn oudste dochter staat nu zo’n 2 jaar op zaterdag in de winkel, zij had het heel snel in de vingers, maar ze wil niet in de winkel blijven werken, ze wil arts worden.Voor Ashwin is dat geen probleem, want ‘je moet doen wat je het meeste ligt, wat je graag wil’.

Vaak hoor ik van winkeliers dat het moeilijke tijden zijn, dat de mensen in Amsterdam Zuidoost minder te besteden hebben dan vroeger. De gemiddelde inwoner heeft een laag inkomen, het is vaak sappelen. ‘De koopkracht is afgenomen, dat is zeker zo’, zegt Ashwin, ‘maar je moet innoveren, je moet je onderscheiden’. Als voorbeeld van goed ondernemerschap noemt hij Nathalie’s winkeltje. De vorige eigenaresse klaagde altijd over de locatie, wanneer je vroeg hoe het ging, ging het altijd slecht. Uiteindelijk doekte ze haar zaak op en nam Nathalie Rooze de winkel over. Nathalie’s winkeltje liep vanaf het begin goed, ze breidde zelfs fors uit. Ook bij de familie Rooze stroomt het ondernemersbloed door de aderen, Nathalie’s winkeltje heeft honderden volgers op facebook. Ashwin vertelt dat hij ook actief is op facebook, ‘ik word wat dat betreft door m’n dochter begeleid’. En hij adverteert dagelijks op de hindostaans/ Surinaamse radiozender Ujala, de zender heeft een groot bereik, ‘Ik adverteer er best wel agressief op, mijn spotje is vier keer per dag te horen’. Een spotje duurt niet zoals op radio 538 10 seconden, maar anderhalve minuut, ter plekke laat Ashwin mij op z’n smartphone een reclamespotje horen. ‘Soms komen er mensen uit Groningen omdat ze op de radio over de winkel gehoord hebben’, zegt hij, ‘de mensen wachten echt wel, ze denken wat komt er nu, komt er een nieuwe aanbieding’. Ashwin Badrising probeert zich te onderscheiden, niet alleen door actief te zijn op facebook en radio Ujala. Hij weet dat hij klanten over de streep kan trekken met lage prijzen, ‘Ik probeer zodanig in te kopen dat ik scherpe prijzen heb’.
Vergeleken met zo’n tien jaar geleden zijn artikelen wel een derde duurder geworden, ‘de keuringen worden steeds strenger’, vertelt Ashwin. Hij vindt al die voorzorgsmaatregelen wel goed, ook al betaal je er wel een prijs voor. ‘Wanneer je zeg maar 1000 kilo sopropo’s uit Suriname importeert, doet de douane de eerste keuring, ze kijken bijvoorbeeld naar dugs. Bij de tweede keuring kijken ze naar pesticiden, naar hoezeer de groente bespoten is. Vroeger had ik groente in m’n schappen liggen die altijd maar groen bleef en maar bleef glimmen, ze waren overbespoten’. Voor al die keuringen bij elkaar van de 1000 kilo sopropo’s betaal je als ondernemer € 300. Mocht blijken dat de groente niet voldoet aan de vooraf gestelde kwaliteitseisen, dan wordt deze vernietigd, de ondernemer draait ook voor deze kosten op.

Nico’s slagerijBijlmerplein 864

Ron en Tiffany

‘Dat had je niet verwacht hè?!’, roept Ron Willemse als ik zijn slagerij binnenloop.
Triomfantelijk houdt hij in zijn ene hand de enveloppe met tekening en vragenlijst omhoog, terwijl hij in zijn andere hand het uitbeenmes vasthoudt dat in mijn richting prikt.

Nico’s slagerij was een van de eerste winkels die ik benaderde, nu ruim twee weken geleden. Het was druk in de winkel, ik trok een nummer en wachtte mijn beurt af. De vrouw achter de toonbank ziet mij wachten en zegt ‘Ik zie dat u een vraag heeft’. Ik vraag haar hoe ze dat ziet. Ze antwoordt niet meteen, ik suggereer dat 20 jaar winkelervaring maakt dat ze weet wat voor vlees ze in de kuip heeft, ze knikt bevestigend. Ik leg uit waarvoor ik kom, ze zegt dat ik even moet wachten op de baas van de slagerij, Ron Willemse.

Na mijn uitleg te hebben aangehoord zegt hij dat hij het weliswaar een mooi idee vindt, maar ‘Ik ga je misschien teleurstellen, ik heb weinig tijd’. Ik zeg dat het misschien hooguit een kwartiertje kost om het formulier in te vullen en een tekening te maken, waarop hij zegt ‘een kwartiertje is al heel veel tijd voor mij’.
Zes jaar geleden nam hij de slagerij over van zijn schoonvader, hij werkte toen al elf jaar in de zaak. Samen met zijn vrouw Tiffany, die al vanaf haar dertiende ’s zaterdags in de winkel moest meehelpen, runt hij nu de winkel die zich vooral op Surinamers richt. De gele prijsborden met daarop de rode vleesfoto’s heeft zijn schoonvader destijds al opgehangen, ‘Kijk, je kan nog zien wat zijn handschrift is en welke getallen ikzelf heb geschreven’, zegt Willemse. In de loop der jaren zijn de prijzen kennelijk nauwelijks veranderd. De borden zijn een bewuste keuze, het moet er allemaal niet te chique uitzien, het is een winkel voor mensen met een minder goed gevulde portemonnaie.
Toen hij zijn school had afgemaakt volgde Willemse een tijdje HBO-opleidingen, hij studeerde bouwkunde en civiele techniek, ‘ik vond er geen reet aan’, zegt hij nu. Liever doet hij wat concreter werk, bouwkunde an sich interesseert hem nog steeds wel: ‘Ik kan nog steeds uren onder een brug zitten kijken hoe ze dat allemaal maken’.

Toen ik vorige week de slagerij weer voor de derde keer binnenliep waren er, in tegenstelling tot de voorgaande keren, geen klanten in de winkel. Dat geeft de mogelijkheid wat langer te praten. Er werken op dat moment vier mensen: de broer van Ron, de vrouw die de eerste keer zag dat ik iets wilde vragen en twee meisjes. Ik vertel Ron’s broer over het favoriete voorwerp en na wat speurwerk vindt de hij de enveloppe. Hij haalt de losse velletjes uit de enveloppe tevoorschijn en zegt ‘Als er nog geen bloedvlekken op zitten is-ie denk ik nog niet ingevuld’. Ron blijkt inderdaad nog geen tekening te hebben gemaakt, zijn broer zegt dat hij wel even met hem zal overleggen. Ik vraag de vier personeelsleden wat hun lievelingsvoorwerp is. De broer van Ron noemt meteen zijn hakbijl, of misschien zijn uitbeenmes, de vrouw noemt de radio. De twee meisjes zijn het daar roerend mee eens, ook voor hen is muziek tijdens het werk van essentieel belang. Een van de meisjes antwoordt eerst lachend op de vraag wat haar lievelingsvoorwerp is ‘Mezelf”.

Voordat ik een foto maak van Ron en Tiffany kijk ik toe hoe ze enorm geroutineerd grote stukken vlees in kleinere stukken snijdt. Na het snijden schuift ze de nog steeds behoorlijke stukken vlees met één handbeweging in een plastic zak die op zijn beurt weer in een krat verdwijnt. Klaar voor transport.

La Belleza Tropical  –  Bijlmerplein 691 (Shopperhal)

La Belleza Tropical is de winkel van de eigenaresse Estela Baez, die uit de Dominicaanse Republiek komt. Estela woont al 32 jaar in Nederland, waarvan 30 jaar in de Bijlmer. Ze vertelt dat ze liever een grotere winkel zou hebben waar de kleding beter tot z’n recht zou komen. Ze moet nu alle spullen zo uit zien te stallen dat iedere klant ziet wat er te koop is, voor de afzonderlijke producten heeft ze weinig beschikbare ruimte. Ideaal is het niet. Liever zou ze ook een (aanpalende) opslag hebben en haar assortiment wat ruimer tonen.

Ze was de eerste Dominicaanse in de Bijlmer met een eigen zaak, ja natuurlijk kent ze alle vrouwen die meeliepen in de optocht 50 jaar Bijlmer. Ze schat dat er in Amsterdam zo’n 1000 Dominicanen wonen, de Dominicaanse gemeenschap in Rotterdam is nog veel groter.
Haar clientèle is behoorlijk internationaal, haar assortiment is gevarieerd: behalve kleding kan je ook koffie, zeep en bijvoorbeeld haarproducten kopen, allemaal afkomstig uit de Dominicaanse Republiek. Ze heeft ervoor gekozen alleen kwalitatief hoogstaande producten te verkopen, wanneer je moet concurreren met andere winkels moet je ervoor zorgen dat je het beste van het beste in je winkel hebt liggen, alleen daarmee kan je klanten mee overtuigen.

Estela toont me catalogi van Juju & Christine en TL, beide merken verkoopt ze in haar winkel. Ze vertelt dat de koning van Ghana bij haar kleding kocht, net als de consul van de Dominicaanse Republiek. En de productie van de miniserie over Johan Cruijff (VPRO) huurde een aantal jaar geleden een dag lang haar winkel om daar de acteurs te kunnen verkleden en schminken. Het leverde haar vervolgens een week lang gratis promotie van de winkel op.
Ze houdt een lofzang op de Dominicaanse Republiek, ze vertelt hoe mooi het is, ‘Eilanden, rivieren, bossen, heel mooi!’ Ik moet het land zeker een keer bezoeken. Ze woonde 32 jaar geleden boven op een berg in La Lanza, een beetje gevaarlijk pad singerde naar boven, overal op de berg koffieplantages.

Estela vertelt over het nabijgelegen dorpje Polo, waar een wonderbaarlijk fenomeen plaatsvindt. Wanneer je je auto in z’n vrij op de berghelling neerzet en je haalt je contactsleutel eruit, dan rijdt de auto zelf naar boven. Misschien heeft het te maken met een magnetisch veld onder het wegdek, vertelt Estella, maar men begrijpt eigenlijk nog steeds niet hoe het kan.

 

Jajo fashion – Bijlmerplein 688G  (Shopperhal)

Jagjit Singh, die in Jajao fashion werkt, lijkt wel mee te willen werken als ik hem vraag of hij mee wil doen met mijn favoriete object project. Wanneer echter blijkt dat hij een formulier dient in te vullen zegt hij dat hij wel Nederlands spreekt, maar niet schrijft. Ik vraag of Grace, het meisje dat ook in de winkel werkt, dat niet zou kunnen doen. Hij stemt daarmee in.

Singh is niet de eigenaar van de winkel. Hijis vijf jaar geleden uit Punjab (India) naar Nederland gekomen, Grace komt uit Ghana en woont nu tweeëneenhalf jaar in Nederland. Toen Jagjit Singh  in India woonde zat hij niet in de modewereld, hij werkte op een boerderij.  Op mijn vraag waarom de winkel Jajo heet, vertelt hij dat toen de winkel net open was, heel veel mensen ‘Ja jo(h)’ zeiden en dat de winkel zo aan haar naam is gekomen.

Supertoko – Bijlmerplein 861

‘Ik zal er even naar kijken’, zegt X. Li, roepnaam Winston, als ik voor de eesrte keer in zijn winkel sta en hem uitleg wat ik van hem verlang. Hij legt de enveloppe op een stapel papieren in de hoek van de toko. Wanneer ik weer langskom denk ik eerst dat hij er niet is, totdat ik gestommel achter de toonbank hoor. Winston zit op zijn hurken achter de toonbank en is onzichtbaar. Ik maak me kenbaar en vraag of het hem al gelukt is een tekening te maken. ‘Ik ben er nog niet aan toegekomen’, zegt hij, en trekt ostentatief de enveloppe uit de stapel papieren, ‘Volgende week’. De week daarna meld ik me weer, en weer zit hij verscholen achter de toonbank. ‘Ik denk niet dat ’t wat gaat worden, jongen, ik ben het vergeten mee naar huis te nemen’, zegt Winston als hij me ziet, ‘Morgen heb ik vrij, dan neem ik ‘m vanmiddag mee en ga ik m’n best doen voor je, sorry’. ‘Ok, dan kom ik vrijdag weer’, zeg ik. ‘Ja man’, is zijn reactie. De vrijdag daarop laat Winston me inderdaad de tekening zien die hij heeft gemaakt, ook schreef hij een toelichting.

Winston is in China geboren en woonde van zijn 7de tot zijn 14de in Suriname. Toen hij in 1986 naar Nederland kwam was zijn vader daar al 3 jaar, samen met een compagnon zette hij Supertoko op. Sindsdien is Winston nooit meer terug geweest in Suriname. Hij voelt ook niet de minste behoefte, zegt hij, iets wat alles te maken heeft met het politieke klimaat in Suriname.
In de winkel zijn veel verschillende artikelen te koop. Het aanbod is een mix van bijvoorbeeld Surinaamse sauzen, cosmetica en levensmiddelen uit de V.S., Chinese artikelen en spullen uit andere landen. Ik vraag Winston hoe groot de Chinees-Surinaamse gemeenschap in de Bijlmer is en of Chinese Surinamers onderling veel contact met elkaar hebben. ‘Daar houd ik me niet mee bezig’, is zijn antwoord, het hokjesdenken is hem vreemd. Hij trekt met iedereen op en zijn klanten komen uit alle windstreken. Wanneer er even later een spaans sprekende vrouw binnenkomt spreekt hij haar aan met ‘mama’ en doet zijn zegje in het spaans.

Amsterdamse Poort, hét winkelcentrum van Amsterdam Zuidoost is in de loop der jaren wel achteruit gegaan, vindt Winston. Het winkelaanbod is afgenomen, de diversiteit verschraalde, of, zoals Winston het zelf formuleert ‘het assortiment is gaan verbasteren’. Volgens hem is nu 80% van het winkelaanbod op eten afgestemd. Dat lijkt me een hoog percentage, maar ik hoor van meerdere winkeliers dat het aanbod vroeger diverser was waardoor ze ook een ander publiek wisten te trekken. De wat rijkere mensen zijn veelal weggetrokken naar bijvoorbeeld Almere, zelf woont hij al sinds 1986 in Almere. De minima zijn gebleven en hebben het moeilijk, hun koopkracht is achteruit gegaan. ‘Ik zal je wat vertellen’, zegt Winston. ‘Een goede klant van mij had ik al een tijd niet meer gezien dus ik vroeg haar waarom ik haar zo lang niet had gezien. Ze vertelde dat ze elke maand met de bus naar Duitsland ging om daar boodschappen te doen’. ‘Naar Duitsland?’ vraag ik verbaasd. Winston legt uit dat er een hele groep mensen is die maandelijks € 26 neerlegt voor een retourtje Duitsland. Kennelijk is het ondanks de prijs van het buskaartje aantrekkelijk genoeg om daar in het groot in te slaan.’Je moet creatief met geld omgaan om rond te komen’, zegt hij. Er zijn weliswaar minder klanten dan vroeger, gelukkig weet hij zelf het hoofd boven water te houden.Als kleine zelfstandige heeft hij iets in huis wat een supermarkt nooit kan bieden: ‘Persoonlijke aandacht, daar moet je op uitblinken’, zegt hij. ‘De gunfactor is ook groot’, voegt hij daaraan toe.

Natuurlijk was het vroeger niet allemaal beter, dat weet Winston ook wel. ‘Ik groeide op in het oude Ganzenhoef, weet je wat ik bedoel?’ vraagt hij. Het was er ruig, maar toch is er nooit iets gevaarlijks gebeurd. Op die ene keer na, maar dat was pas in 2016. Hij weet het nog precies, het was11 augustus, een uur of drie, vier. Twee jonge jongens bedreigden zijn zus met een mes, hij was zelf niet in de winkel. ‘Het overviel haar letterlijk en figuurlijk’, vertelt Winston, tegen de jongens zei ze ‘Meen je dat nou?’ Er waren klanten in de winkel en waarschijnlijk omdat zijn zus zo echt oprecht verbaasd was, ‘ze dacht dat het een grapje was’, taaiden de overvallers weer af, zonder buit. Het enige dat nog naar de overvalpoging verwijst zijn de sporen van het mes over een sticker op de kassa.

Kitchen For Fashion – Heesterveld 73


Regine Kamerling en office manager Beryl Craandijk

Regine Kamerling , dochter van Gambiaans/Surinaamse ouders, woonde van haar eerste tot haar zesde jaar in Gambia. Dat ze uiteindelijk in de modewereld zou belanden was al vroeg duidelijk. Als meisje had ze wel 50 barbies die ze steeds opnieuw aan en uit kleedde. Toen ze na de middelbare school tegen haar moeder zei dat ze een mode-opleiding wilde volgen was haar moeder niet meteen enthousiast. ‘Je kan beter een opleiding doen waar je geld mee verdient’, was haar reactie. Regine hield echter voet bij stuk en begon met een mode-opleiding, daarna volgde ze de opleiding Communicatie aan de HvA. Na haar studie werkte ze een tijdje bij de ING, eerst bij de Auditing-afdeling en vervolgens bij Public Affairs, maar ze voelde zich niet echt op haar plek. ‘Wat me frustreerde bij de ING is dat ik mensen niet kon bereiken’, zegt ze nu.

Na wat omzwervingen kwam ze op de plek waar ze nu zit, ze is nu 5 jaar zelfstandig ondernemer. Ze vindt dat iedereen zijn/haar gevoel moet volgen, je moet doen wat je hart je ingeeft. Met haar positieve energie hoopt ze anderen iets te leren, ze wil graag andere mensen laten voelen dat ze er toe doen: ‘Bij mij gaat het erom dat ik mensen raak, ik wil mensen ervan bewust maken dat je het verschil kan en mag maken’. Wanneer mensen bij haar komen om kleren op maat te laten maken is hun reactie vaak ‘Oh, eindelijk laat ik iets op de hand maken’. Regine zegt dan altijd ‘je ziet het niet, je voelt het niet, maar de kleding die je in een winkel koopt is ook op de hand gemaakt’. Mensen realiseren zich vaak niet dat elk kledingstuk in meer of mindere mate handgemaakt is en dat de omstandigheden waaronder de kleding wordt gemaakt vaak bedroevend zijn.

Regine vertelt dat ze nu zo’n dertien jaar praktiserend moslima is, van huis uit was ze al vertrouwd met de islam. Maar pas op dat moment begon ze zich echt te interesseren voor verschillende religies, ze las boeken over het jodendom, het christendom en de islam. ‘We hebben christenen, boeddhisten, niet gelovigen en moslims in onze familie’, zegt Regine.Toen ze eenmaal de islam had herontdekt was haar voornaamste doel ‘anderen te helpen hun doel naar de weg van het leven te vergemakkelijken’. ‘We zijn een kudde dieren, we versterken elkaar, we horen bij elkaar’, zegt Regine over haarzelf en haar medemensen. ‘Door de islam heb ik die visie weten te creëren’, zegt ze.

Regine’s eigen dromen zijn groot, ‘Als ik groter wil worden moet ik risisco’s nemen’, zegt ze. Een van haar plannen is om ooit een modemuseum in Suriname op te zetten, en later ook een in Gambia. Het nu bestaande kotomuseum in Paramaribo is weliswaar een mooie plek, maar eigenlijk is het niet meer dan ‘één arm van een heel lichaam’. Haar museum wordt een plek waar alle soorten klederdrachten van de diverse bevolkingsgroepen van Suriname te zien zullen zijn.

Ze vindt het belangrijk krachten te bundelen, en niet alleen op modegebied, ‘ik werk continu aan teambuilding’, zegt ze. Zo helpt ze bijvoorbeeld een Gambiaanse vrouw bij het opzetten van een B&B. Via facebook geeft ze adviezen over de zakelijke kanten, over de inrichting en andere praktische zaken. In december gaat ze er zelf een kijkje nemen, ze is mentor en inspirator tegelijkertijd. Elkaar vooruit helpen, dat is haar motto.

 

CBK ZUIDOOST – Anton de Komplein 120


Gitta Grol

Gitta Grol, de vrijwilligster die twee dagen per week in het centrum voor beeldende kunst werkt en zich in korte tijd onmisbaar heeft gemaakt zal op mijn verzoek haar lievelingsvoorwerp beschrijven en tekenen. Wanneer ik een paar dagen later terugkom zit Annet Zondervan, de directeur van CBK Zuidoost, samen met Gitta te lunchen. Annet gaat de volgende dag met vakantie en stelt voor dat zij het object beschrijft en Gitta er een tekening bij maakt. Zo gezegd zo gedaan. In mum van tijd liggen tekening en tekst op tafel.

Stichting Centrum Beeldende Kunst Zuidoost is al 30 jaar hét expertisecentrum voor actuele beeldende kunst met interculturele accenten. Zij brengt kunst bij het grote publiek door haar tentoonstellingsprogramma, workshopprogramma, kunstuitleencollectie, kunstlessen, artist-in-residence, opdrachten en debatten.
Haar programma is gebaseerd op actuele ontwikkelingen in de samenleving. Centrum Beeldende Kunst Zuidoost is er voor iedereen die van kunst houdt. Bij CBK Zuidoost kan je kunst zien, lenen, maken en erover praten.

 

Bharat Lachmansingh B.M.C.  – Bijlmerdreef 1232


Anju Lachmansingh

‘Het enige adres voor de nieuwste indiase mode – Pooja artiekelen & alle Surinaamse culturele benodigdheden.’ staat er op de sticker die de vrouw achter de toonbank, Anju Lachmansingh, in mijn schriftje plakt. Het woord pooja, ook wel geschreven als puja, komt uit het Sanskriet en betekent eerbied, eer, hulde, aanbidding. Eerbied voor de goden, hulde aan de gasten die je thuis ontvangt en hulde aan bijvoorbeeld bijzondere (religieuze) gebeurtenissen.

Bharat Lachmansingh is een bomvolle winkel vol aantrekkelijke spullen, variërend van religieuze artikelen als Christusbeelden en Ganesha-posters tot kaarsen, fraaie gewaden, schoenen, boeken, CD’s en schoolschriftjes. Het is een echt familiebedrijf, al voor 1970 begon de familie Lachmansingh met het opbouwen van hun imperium. Eerst in Den Haag, daarna in Rotterdam en sinds 1980 in winkelcentrum Ganzenpoort in Amsterdam Zuidoost. De winkel in Rotterdam beslaat zo’n 400 m², die in de Bijlmer is 150 m². Op twee tafels vlakbij de entree liggen allemaal gouden bandjes en versierselen, Anju Lachmansingh vertelt dat die daar staan met het oog op Raksha Bandhan, het broeder-zuster feest.

Zussen binden een bandje, de rakhi, om de pols van hun broer(s) en bezegelen daarmee hun onderlinge liefde voor het komende jaar. De broer(s) op zijn/hun beurt geven de zus(sen) kleine geschenken. Dit jaar valt Raksha Bandhanop 26 augustus, vrouwen kunnen hun broer(s) nu al per post een rakhi sturen. ‘Als u hier op 25 augustus komt is de winkel helemaal vol’, zegt Anju. Ik vraag haar welke kaarsen uit het enorme assortiment het best verkopen, ze denkt dat dat toch de geluk- en succeskaarsen zijn. Want wie wil er nu niet een kaars opsteken ten behoeve van zijn of haar eigen geluk of het geluk van anderen? De Lachmansingh’s zijn echte ondernemers, ze importeren niet alleen heel diverse artikelen, maar produceren zelf ook artikelen die ze niet alleen in hun eigen winkels verkopen maar ook elders. Anju laat me een paar CD’s zien die haar vader en oom produceerden samen met bekende indiase zangers. Ik vraag haar hoe ze dat aanpakken, gaan ze naar India en benaderen ze gewoon ter plekke zangers en muzikanten? Zo gaat het ongeveer wel, vertelt Anju, ‘Eén zanger was een legend in India, Pradeep, ik weet niet of u die kent, hij is al overleden’. Haar oom produceerde een CD met hem, hij staat zelf heel klein op de achterzijde van de CD, samen met zijn dochter en Pradeep. De destijds opgenomen muziek is nooit op CD gezet en de oom van Anju is inmiddels ook overleden. Anju’s vader is nog steeds van plan een CD samen te stellen van deze opnames, het is immers bijzonder materiaal dat niemand kent.

Anju toont me een door haar vader ontwikkelde ijsschaaf, aan de familienaam bovenop de schaaf valt niet te ontkomen. De schaaf is licht en handzaam en vindt gretig aftrek tijdens het Kwakufestival, en ook kopen mensen er een voor eigen gebruik thuis. Lachmansingh, een hindostaanse ondernemersfamilie in hart en nieren, al decennia actief in Nederland.

 

Juiciety  – Heesterveld 117


Bettina Perremuto en Cheryl Simson

Juiciety is het initiatief van twee enthousiaste vrouwen, Bettina Perremuto en Cheryl Simson. Cheryl volgde een aantal jaar geleden een cursus zakelijk schrijven voor vrouwelijke ondernemers, waarbij ze uiteindelijk een idee moest uitwerken tot een project.  Samen met Bettina startte ze in 2015 Juiciety en met hulp van stichting Mama Louise openden ze hun eerste Caraïbisch geïnspireerde sapwinkel.
Stichting Mama Louise helpt samen met o.a. woningbouwvereniging Ymere jonge startende ondernemers hun plannen te concretiseren. Gedurende een half jaar bieden stichting en woningbouwvereniging een startlocatie aan, de zogenaamde wisselwinkel. Wanneer het concept aanslaat krijgt de ondernemer de kans een doorstart te maken op een andere locatie.
Het concept van wisselwinkel past helemaal in deze tijd waarin kleinschaligheid en authenticiteit een tegenwicht vormen tegen de commercialisering van de maatschappij. De website van mama Louise zegt er dit over: ‘Mama Louise stimuleert échte mensen uit de buurt, bij de gemeente, instellingen, sociale ondernemingen en initiatieven die willen handelen en ontwikkelen. Zij staat voor de lokale kunde, potenties en talenten zichtbaar te maken en te laten manifesteren in de straat of wijk.’

Volgens Bettina Perremuto en Cheryl Simson is Amsterdam Zuidoost een van de ‘zwaarste’ stadsdelen. Vanuit deze gedachte startten ze hun zaak. Ze besloten gezonde sappen en smoothies te maken van Caraïbische groente- en fruitsoorten, ‘in andere sapbarren misten we de herkenbaarheid van de eigen roots’. Je zou hun winkel kunnen zien als een ode aan de Surinaamse groente- en fruitsoorten. Met hun smoothies en sappen waarin ze tajerblad, sopropo, madame Jeanette, gember en/of kokosmelk verwerken hopen Bettina en Cheryl mensen nieuwsgierig te maken naar onbekende smaken. Tegelijkertijd willen ze hun publiek op deze manier kennis bijbrengen over de exotische bestanddelen van hun sappen.

Hun droom is om in de toekomst een paar Juiciety-vestigingen in het Caraïbisch gebied op te zetten. In Suriname zit er bijvoorbeeld heel veel suiker in de sapjes, iets wat helemaal niet nodig is om een lekkere smaak te krijgen. En ook zouden ze heel graag een Juiciety festival organiseren, een plek waar entertainment en gezondheid samenkomen. Groente, fruit, yoga, beweging en vertier, allemaal samen in de blender.

 

Suhail cosmetics B.V.  –  Bijlmerplein 691  (Shopperhal)

Ahmed Shazad werkt nu zes jaar in de winkel in de Shopperhal. Suhail cosmetics zou je kunnen omschrijven als een winkel voor hem en haar of een winkel voor huid en haar. Het familiebedrijf bestaat al 30 jaar, Ahmed wist altijd al dat hij de winkel eens zou overnemen.

Als ik voor de eerste keer in de winkel kom vraag of ik wat foto’s mag maken, het is een behoorlijk fotogenieke winkel met al die diverse setjes haren aan kleerhangers aan het plafond, Ahmed Shazad vindt het prima. We raken aan de praat en bij het weggaan koop een ik klein doosje lipgloss, hij vertelt me dat ik het op de lippen van m’n vriendin moet smeren en haar dan moet kussen. Vuur!

Vaak werkt ook Shurley in de winkel, zij is geen familie. Shurley is het aanspreekpunt voor veel vrouwen, ze maakt desgevraagd vrouwen in de winkel op. Wanneer ik Ahmed vraag wat hij het leukste aspect aan zijn werk vindt roept zij heel ad rem ‘Mensen opdracht geven’, waarmee ze de interne arbeidsverhoudingen blootlegt. ‘Mensen advies geven’, antwoordt Ahmed op mijn vraag, hij vertelt zijn klanten graag voor over de producten die hij verkoopt. En als zijn adviezen goed uitpakken komen de klanten vanzelf weer terug.

Thelma’s fashion  –  Bijlmerplein 688U  (Shopperhal)

Thelma met kleindochter Alisha

Voordat Thelma Raghoebarsingh zes jaar geleden haar unit in de Shopperhal betrok, stond ze 20 jaar op verschillende markten in en rondom Amsterdam met haar kleding. Ze genoot van het marktbestaan, en de klanten ook van haar kleren, ‘iedereen was weg van mijn kleding’. Op mijn vraag waarom ze de markt in 2012 verlaten heeft zegt ze dat je naarmate je ouder wordt, het buitenbestaan ook kouder wordt. Thelma’s fashion is een familiebedrijfje, kleindochter Alisha maakte de tekening van het door Thelma gekozen favoriete object dat een vaste klant voor haar meebracht uit Marokko. Rond 1980 volgde Thelma de mode-opleiding aan de Gerrit Rietveld Academie (GRA), tijdens haar studie had ze al twee kinderen. Nu heeft ze er vijf, vijf meisjes. Haar kleindochter Alisha houdt erg van tekenen, wellicht is de oriëntatiecursus op de GRA iets voor haar.

 

Agnes Bijoux  –  Bijlmerplein 689-L UNIT 68  (Shopperhal)

Agnes lijkt eerst wat geresereveerd, wat op haar hoede. Maar al snel vertelt ze gepassioneerd over haar winkel, en dan met name over haar nieuw opgezette kinky-lijn. Ze werkt al 30 jaar op deze plek, net als haar overbuurvrouw mevrouw Vink heeft ze het allemaal zien veranderen. ‘Vroeger was er een notenbar, een kaaswinkel en kon je luxe lingerie en mooie kousen kopen in de Shopperhal. Maar dat is allemaal niet meer. De mensen hebben geen geld meer’. Mevrouw Vink zei ook al dat de mensen geen geld meer hebben, en ook Bibi vertelde me dat ze vroeger veel meer verkocht dan nu, de mensen houden de hand op de knip. Ik spreek mijn verbazing hierover uit, de crisis is toch voorbij, mensen hebben toch weer geld te besteden? Niet in Amsterdam Zuidoost kennelijk. Iedereen in de Shopperhal moet een behoorlijke omzet draaien om alleen al de huur van € 1450 per maand inclusief btw en stook- en servicekosten te kunnen betalen. ‘En dan heb je alleen de kale ruimte, geen deur, geen water, geen licht’, zegt Agnes. ‘Wat leeg komt te staan wordt, als er al een nieuwe winkel komt, opgevuld met eten en kleding, Ze knappen de boel niet meer op, ze laten de boel afsterven’, zegt ze.

Sinds twee jaar heeft Agnes zich op een heel ander terrein dan het ontwerpen van sieraden begeven. Misschien was de eerste aanzet al zichtbaar toen ze slippers van studs voorzag, ze kregen plotseling een heel andere lading. Op pinterest zag ze vervolgens beelden waar ze heel enthousiast van werd en dacht ‘dat kan ik ook zelf maken’. Ze wist eerst niet welk materiaal gebruikt was, maar toen ze erachter kwam dat het rubber was wist ze genoeg. Ze benaderde een fietsenmaker en vroeg of hij oude binnenbanden voor haar wilde bewaren. Nu haalt ze bij wel 20 fietsenmakers in de stad oude binnenbanden op, ‘m’n hele auto ligt nu ook weer vol’. Het maken van de rubberen kledingattributen is een arbeidsintensief proces: halen, wassen, stansen, het zijn allemaal unica die ze maakt.
Als ze een favoriet voorwerp moet kiezen weet ze meteen wat ze zal kiezen: de rubber vrouwenkraag waarmee het allemaal begon. De kinky attributen die ze maakt zien er soms ‘lichter’ uit dan je van rubber zou verwachten, sommigen lijken wel uit zwarte veren te zijn opgebouwd, ze hebben bijna iets frivools. Maar ze maakt ook meer dominante kledingstukken zoals rubberen harnassen en zwepen. Behalve in de winkel veroopt ze haar creaties ook op SM- en eroticabeurzen. Agnes ontwierp zelf altijd al heel veel sieraden voor haar winkel, het ontwerpen van deze kinky atributen geeft haar pas echt voldoening. Steeds bedenkt ze weer nieuwe creaties, een veren-vleugel-stola voor mannen is haar meest recente ontwerp.
Haar leven ziet er wel anders uit dan twee jaar geleden, vertelt ze. Na het werk in de Shopperhal gaat ze straks om 18.00 uur naar huis, eet snel een hapje, verkleedt zich, om vervolgens door te rijden naar een kinky feest waar ze haar rubberen collectie aan de man probeert te brengen. Als het feest afgelopen is heeft ze er een werkdag van 22 uur op zitten.
In het begin keek ze haar ogen uit op dergelijke feesten, nu allang niet meer. ‘Het publiek is heel divers: mannen, vrouwen en ook stellen. De gemiddelde leeftijd ligt denk ik rond de 50 jaar’.

Vooralsnog presenteert ze haar rubberen ontwerpen op paspoppen, ze is van plan binnenkort echte modellen te gaan gebruiken. Ze heeft een fotograaf gevonden die graag een fotoshoot op een kerkhof wil doen. Dat is nog best lastig, ‘er zijn in Nederland maar twee kerkhoven waar dat mag’. ‘Waarom een kerkhof?’ vraag ik. ‘Ja, dat is weer eens wat anders’, antwoordt ze.
Wanneer ik de tekening+tekst kom halen blijkt Agnes niet zelf in de winkel te staan. De vrouw achter de kassa helpt een meisje dat net een grote bling-bling-ketting koopt, het is een kadootje voor haar eigen verjaardag, ze kreeg het geld voor de ketting van een bekende.
Wanneer het meisje met haar ingepakte ketting is vertrokken vraag ik de verzorgde vrouw achter de kassa of zijzelf in de kinky wereld zit. ‘Nee’, zegt ze, ‘helemaal niet, alleen hier. Ik geniet er enorm van, elke dag nieuwe verhalen. Ik weet alles, maar ik zeg niets’.

 

Nathalie’s winkeltje  –  Bijlmerplein 690 F-G/ 689-G  (Shopperhal) 

Nathalie’s winkeltje bestaat uit 6 units die door 3 zussen bestierd worden, Nathalie, Clau en Stienie. Als favoriet voorwerp hebben de zussen een paspop gekozen die nog door oma Annie is beschreven. Oma Annie leerde hun hard te werken en positief in het leven te staan, wat voor elkaar over te hebben. Ze was echt een voorbeeld voor hun, net als hun vader Joop Rooze dat is. Vader Joop is ook wel bekend als ‘de burgemeester van de Albert Cuyp‘ en
Amsterdammer van het jaar‘ (2009).


Clau, oma Annie en Nathalie

Ik vraag aan Clau of ik een foto van haar mag maken, ze zegt dat Stienie dat beter kan doen. ‘Stien, die meneer wil een foto maken, wil jij dat doen?’ roept ze naar haar zus. Stienie wil best poseren, eerst alleen en daarna met de paspop. Op aanraden van Clau wordt de pop voorzien van hetzelfde jurkje als Stienie draagt, en ook de locatie van de fotoshoot kiest Clau zorgvuldig uit, ‘Voor die paal ziet er toch niet uit?’, zegt ze. Stienie stelt voor ook de tekst van oma Annie te laten zien. ze tilt het jurkje van de paspop op, precies tot onder haar borsten, want ‘het moet wel netjes blijven’.

 

 

Bijlmerplein

Bijlmerplein

30 juli

Schaafijs & Wilde Bussen

Lopend over het Bijlmerplein komt ineens een van de twee vuilinsauto’s voorbijrijden die Ramon Bruijning en André Sontosoemarto in 2010 beschilderden. Beide Surinaamse kunstenaars kwamen dat jaar op uitnodiging naar Nederland om enkele weken te schilderen in het kader van het boek en de gelijknamige tentoonstelling ‘Schaafijs & Wilde Bussen’. De chauffeurs van de vuilniswagen die Ramon acht jaar geleden op de vuilnisauto schilderde, zitten nog goed in de lak. Ik vraag de dienstdoende vuilnisman of ik een foto mag maken van hem en de auto, vertel hem dat ik de schilder goed ken en dat diezelfde schilder het schaafijskarretje van Carlo in de Amsterdamse Poort van portretten van Gandhi en Nelson Mandela voorzag. Hij wil wel op de foto, maar ik moet even wachten tot de vuilnisauto stil staat. Wanneer het zover is poseert hij stralend voor de auto en roept: ‘Snel, nu!’ Ik ben er te laat bij, de auto zet zich alweer in beweging en hij volgt al snel.

Ramon vertelde me een keer dat hij erg houdt van de humor van Gummbah.  Ik besloot de volgende keer dat ik naar Suriname ging een stapeltje Gummbah-tekeningen voor hem mee te nemen. En nu zie ik op het Bijlmerplein Deirde op het schaafijskarretje van Carlo staan!


Scootmobiel

Op het Bijlmerplein spreek ik een oudere Surinaamse man op zijn scootmobiel  aan en informeer of ik hem wat mag vragen. Op zijn bevestigende antwoord vertel ik hem over de wereldtentoonstelling van 1883. Ik vraag hem vervolgens of hij bekend is met deze geschiedenis. Hij schudt zijn hoofd en zegt ‘Er zijn er zoveel’. ‘Zoveel wat?’, vraag ik hem. Hij geeft geen antwoord, kijkt de andere kant op.  ‘Ik kan u beter met rust laten, geloof ik’, zeg ik.
Hij knikt instemmend en draait zich in zijn scootmobiel nog verder van mij af.


Louis Armstrong in de Bijlmer

Twee mannen lopen parallel aan elkaar door een van de drukke winkelstraten van de Amsterdamse Poort, zo’n 10 meter scheidt hen van elkaar. Tussen hen door loopt het winkelende publiek. De ene man roept luidkeels naar de ander: ‘Louis Armstrong! Louis Armstrong!’ terwijl hij naar hem wijst. En de ander antwoordt, grijnzend en terugwijzend: ‘Plastic Papa! Plastic Papa!’ Ze herhalen hun yell een aantal keer, totdat ze zwaaiend ieder hun eigen weg vervolgen.


Beetje haast

‘Dag mevrouw, mag ik u wat vragen?’
De vrouw loopt door en schudt ‘nee’ met haar hoofd terwijl ze zegt ‘Ik heb even een beetje haast hoor’.

Mijn favoriete object 2 – JA/NEE

Mijn favoriete object 2 – JA/NEE

29 juli 2018
Een aantal jaar geleden bedacht ik dat het interessant zou zijn winkeliers te vragen naar hun meest favoriete object uit de winkel. Dit lievelingsvoorwerp mocht een heel directe relatie hebben met de in de winkel te verkopen spullen (een fietsenmaker kiest een fiets), maar kon ook iets zijn dat juist niets met de winkel te maken had. Iets dat de winkelier bijvoorbeeld altijd bij zich draagt, een gevonden voorwerp, of iets dat een belangrijke emotionele waarde heeft. Ik vroeg de winkeliers niet alleen hun favoriete voorwerp te benoemen maar ook te beschrijven wat het object zo bijzonder maakt. En als klap op de vuurpijl wilde ik hem/haar een tekening van het favoriete object laten maken. Het lukte me een aantal winkeliers te vinden die het een en ander wilden opschrijven en tekenen, maar al snel was ik weer met andere dingen bezig en vergat ik het project.

Lopend in de Amsterdamse Poort, hét winkelcentrum in Amsterdam Zuidoost, moest ik weer aan dit project denken. De enorme variatie in winkels maakte het aantrekkelijk het project weer op te pakken. Ik besloot alleen maar kleine winkels te benaderen die het multiculturele karakter van Zuidoost onderstrepen en dus niet de onpersoonlijke winkelketens die je in iedere stad vindt.
De afgelopen week heb ik zo’n 70 winkeliers benaderd. Ongeveer de helft heeft toegezegd mee te doen, de andere helft heeft ofwel geen tijd, zegt niet te kunnen tekenen of heeft er gewoon geen zin in. Hieronder volgt een bloemlezing van de winkeliers die in eerste instantie WEL mee wilden doen, maar zich later toch bedachten. Later volgt een (uitgebreider) verslag over winkels die WEL meedoen.

Kapper
De eigenaar is aanvankelijk niet zo enthousiast, maar mijn enthousiasme over zijn opmerking (ik hecht niet aan spullen, maar aan mensen) zorgt ervoor dat hij uiteindelijk wél mee wil doen. Ik stel voor een tekening van al het personeel te maken, hij lijkt ermee in te stemmen. Of hij zelf een tekening zal maken is nog wel twijfelachtig, misschien dat een van de kapsters wel iets kan tekenen, zegt hij. En mocht dat dan ook niet lukken, dan kunnen we altijd nog  een foto van het voltallige kapperspersoneel maken, suggereer ik.
Bij mijn tweede bezoek denk ik de eigenaar meteen te herkennen, hij lacht me toe en staat voor in de winkel een klant te knippen. Hij maakt een gebaar dat ik plaats kan nemen op een van de stoelen. Wanneer hij klaar is met de klant, neemt er een volgende klant plaats in de kappersstoel, en weer lacht hij me vriendelijk toe.
Ik had gehoopt hem tussendoor even te kunnen spreken, maar het is druk. In de tussentijd maak ik stiekem een foto van de zaak, het ziet er mooi uit: twee evenwijdige rijen stoelen, één rij voor de wachtenden en daartegenover een rij voor diegenen die geknipt worden. Op de grond liggen veel stukjes wit papier die eerst om de nek van een klant zaten, omringd door veel afgeknipte zwarte haren, tezamen een mooie composite vormend op de grijze vloer.
Een van de kappers heeft echter meteen in de gaten dat ik een foto maak en spreekt me vermanend toe. ‘Why do you make a picture?’ wil hij weten. Mijn antwoord dat ik de setting zo mooi vindt overtuigt hem duidelijk niet, enigszins dreigend blijft hij voor me staan. Ik zeg dat ik de foto zal wissen, wat ik ook doe. Dan pas zie ik achterin de zaak de eigenaar zitten. Net als de vorige keer zit hij daar op een bank, zelf knipt hij niet. Ik maak me los van de stoel en loop naar hem toe, we schudden elkaar de hand. Hij zegt dat hij nog geen tekening heeft gemaakt, waarop ik voorstel komende week nog een keer terug te komen. Hij zegt dat het beter is maandag even te bellen om hem eraan te herinneren dinsdag de tekening mee te nemen.
Ik loop de zaak weer uit, en wanneer ik buiten sta herinneren twee kappers me er fijntjes aan dat het maken van een foto echt niet kon. Ik bied nogmaals m’n verontschuldigingen aan, zeg dat ik de foto inmiddels gewist heb. De eigenaar houdt ons vanaf zijn bank in de gaten, ik hoop dat mijn onbesuisde fotoactie hem er niet van zal weerhouden een tekening te maken. Een groepsfoto van alle kappers kan ik nu waarschijnlijk wel op mijn buik schrijven.
Als ik maandag de eigenaar bel en vraag of ik morgen de tekening kan komen halen, zegt hij dat hij wel contact met mij opneemt als het zover is. Een slecht voorteken, lijkt me. Een paar dagen later loop ik op goed geluk de kapperszaak binnen, nu loop ik linea recta naar bank achterin de zaak waar de eigenaar zoals gebruikelijk resideert. Hij schudt mij vriendelijk de hand en zegt, wanneer ik naar de tekening vraag, ‘They don’t want it because you took a picture’. Mijn voorgevoel klopte dus helemaal, de foto deed me de das om.

Vis
Het meisje dat in de winkel werkt neemt de enveloppe met vragenlijst en tekenvel in ontvangst en belooft deze aan de eigenaar van de winkel te geven. Zelf kan ze wel meerdere lievelingsvoorwerpen bedenken: ‘M’n scherpe messen, m’n bakspatel, ja dat zijn echt dingen die ik veel gebruik’.
Wanneer ik een paar dagen later de eigenaar van de winkel vraag of hij het formulier heeft gekregen, zegt hij van niets te weten. Ik leg hem uit wat de bedoeling is en vertel dat het meisje meteen wist dat ze haar messen en spatel zou tekenen. Hij zegt dat hij ook wel weet wat zijn lievelingsvoorwerp is, ‘Een vrouw!’ Ik zeg dat een vrouw geen voorwerp is, waarop hij antwoordt: ‘Het hangt er vanaf wat je ermee doet’. Hij neemt een nieuwe enveloppe in ontvangst en zegt dat hij ernaar zal kijken. Wanneer ik voor de derde keer in de winkel kom vertelt het meisje dat de eigenaar er toch vanaf ziet.

Bloemen
Al sinds 1979 zit de eigenaar in de bloemen. Hij begon als jonge jongen samen met een vriendje als invalkracht in een bloemenzaak en van het een kwam het ander, op een gegeven moment nam hij de zaak waar hij werkte over.
Het is steeds moeilijker om je hoofd als kleine zelfstandige boven water te houden, vertelt hij. Neem nu de man die sinds een paar weken op marktdagen pal naast zijn winkel een bloemenstal optuigt. Eerst komt hij bij hem kijken wat hij voor zijn bloemen vraagt en vervolgens gaat hijzelf onder die prijs zitten, ‘Hij verkoopt z’n bloemen voor minder dan de inkoopprijs op de veiling’.
‘Wat zijn de regels?’ vraagt de eigenaar mij. ‘Mag er iemand naast je zomaar een bloemenzaak beginnen?’ Hij heeft het bij het stadsdeel aangekaart, daar kreeg hij te horen dat hij alleen online een klachtenformulier kon invullen, je krijgt niemand te spreken. En toen hij de marktmeester er op aansprak antwoordde die ‘We hebben een bloemenzaak nodig op de markt’.
Dat kan wel zo zijn, maar waarom komt die zaak dan pal naast zijn deur te staan?