de Heer

de Heer

21 juli 2018
Op het Bijlmerplein zijn veel bankjes te vinden die met het mooie weer steeds goed benut worden. Mensen voeren er levendige discussies of zitten gewoon voor zich uit te kijken, het winkelende publiek observerend. Op een van de grote cirkelvormige banken zitten vier mannen van Surinaamse komaf met elkaar te praten. Ik ga naast de laatste van de rij zitten, de man heeft een snor en draagt een pet boven zijn grijze haar. ‘Mag ik u wat vragen?’ begin ik het gesprek. Gezien zijn leeftijd lijkt hij me een geschikt persoon om het over het verleden van Suriname en/of de Wereldtentoonstelling van 1883 te hebben.
‘Nee, ik zit niet zo lekker in mijn vel vandaag en mijn vriend is net overleden, dus ik weet zeker dat jouw vraag voor mij niet de moeite waard is’ antwoordt hij. Ik vraag hem hoe hij zo zeker weet dat mijn vraag nutteloos is. ‘Dat weet ik, tenzij je me vraagt of ik geld nodig heb’, zegt hij. Zijn buurman luistert mee en moet lachen om het antwoord. ‘Is geld het enige dat telt?’ wil ik weten. ‘Tegenwoordig wel’, zegt de man, ‘vroeger kon je ruilen, ik een manja, jij een banaan en dan ruilen we die. Dat kan nu niet meer’.
Ik maak aanstalten om te vertrekken omdat ik merk dat hij echt geen zin heeft in een gesprek. Wanneer ik mijn schriftje pak zie ik dat er vogelpoep op zit. Ik laat het de man zien, waarop hij zegt ‘Zie je wel dat je niet gezegend bent, zelfs de vogels zien je niet zitten’. En weer moet zijn buurman hard lachen.

Een paar uur later zit ik op een andere bank wat notities te maken naar aanleiding van een gesprek dat ik met een winkelier voerde. Terwijl ik aan het schrijven ben vang ik flarden van het gesprek op dat naast mij gevoerd wordt. Ik kijk opzij en zie een zwarte vrouw naast een witte man zitten, de man heeft wat folders in zijn hand. ‘Do you feel happy now?’ hoor ik de man aan de vrouw vragen. ‘Shall I pray for you?’ Wanneer ik weer opzij kijk zie ik dat hij haar hand in de zijne heeft, terwijl hij op bezwerende toon zijn spreuk opzegt: ‘Receive now in the name of Jesus . . . your body will be restored . . . receive now in the name of Jesus . . . you will regain your strength . . . receive now in the name of Jesus . . . your body will be restored, no more bondage in this body in the name of Jesus.’ Als ik niets meer hoor kijk ik opzij. De man is alweer verdwenen, op zoek naar een volgend luisterend oor. De vrouw staart voor zich uit. Ik heb de neiging haar aan te spreken, maar doe het niet.

 

Radio Mart

Radio Mart

19 juli 2018
Afgelopen vrijdagmiddag was ik even te gast in een uitzending van radio Mart. Ik kreeg de tijd iets te vertellen over de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling van 1883 en mijn zoektocht naar de nazaten van de 28 Surinamers die op het Museumplein tentoongesteld werden.

In het programma noemde ik mijn telefoonnummer en website, opdat geïnteresseerden contact met mij op zouden kunnen nemen. Meteen na de uitzending ging m’n telefoon, het was Roy (Kaikusi) Groenberg, de voorzitter van de Stichting Eer en Herstel. Hij loofde mijn initiatief maar belde eigenlijk om te zeggen dat ik mij in het radioprogramma volkomen verkeerd had uitgedrukt. Ik had gesproken over verschillende rassen, over indianen, marrons en creolen. Geagiteerd las hij mij de les, zei dat er maar 1 ras is, namelijk het menselijke ras en dat ‘marron’ en ‘creool’ scheldwoorden zijn, de juiste benaming is Afro-Surinamer. ‘Je zegt toch ook niet rotjoden, dat is hetzelfde als wanneer je het over marrons hebt’. Ik dankte hem voor zijn suggesties, zei dat ik voortaan zijn woordkeuze zou hanteren. Terwijl ik de woorden ‘ras’, ‘indianen’, ‘marrons’ en ‘creolen’ op de radio gebruikte realiseerde ik me al dat ik me op glad ijs begaf, maar dat er zo snel een reactie zou komen verbaasde me toch ook weer. Volgens de voorzitter zou het pas écht interessant zijn de nabestaanden van de mensen die de huizen in de Gouden Bocht lieten bouwen op te sporen, dáár zouden we wat aan hebben. Hij bleef maar fulmineren, maakte vergelijkingen tussen de jodenvervolging en de slavernij, ‘Meneer, wij hebben 300 jaar dwangarbeid in concentratiekamp Suriname overleefd!’ Over de  ‘museale voorziening  Slavernijverleden‘ in wording had hij geen goed woord over, het zouden toch alleen maar witte mensen zijn die uiteindelijk zouden profiteren van zo’n museum. De schoonmaker en de beveiliger zouden waarschijnlijk de enige zwarte werknemers zijn in het museum. Hij vond dat de Nederlandse regering naar Paramaribo zou moeten vliegen om daar in de Nationale Assemblée excuses aan te bieden voor het slavernijverleden, waarbij ook meteen de vraag gesteld zou moeten worden wat Nederland voor Suriname zou kunnen betekenen om het trauma te kunnen verhelpen. Ik vroeg hem wat zijn antwoord zou zijn op deze vraag, hoe zou Nederland volgens hem iets kunnen betekenen voor Suriname. Hij antwoordde dat hij daar geen zinnig woord over kon zeggen omdat hij een Nederlander is, het is immers aan de Surinamers zelf een antwoord op die vraag te formuleren. ‘Er bestond vroeger een stedenband Amsterdam-Paramaribo, meneer, en die band heeft Amsterdam zomaar opgeheven omdat Bouterse het nu voor het zeggen heeft in Suriname. Het gaat om twee bevriende volkeren, dan kan je zo’n stedenband toch niet zomaar opheffen?’ Aan het eind van het gesprek bond hij wat in. De tenor veranderde in een bas die opperde dat we best eens samen een kopje koffie op het Leidseplein zouden kunnen drinken. Dat lijkt me een goed idee.

De discussie over welke woorden je nu wel en niet mag gebruiken is uiterst actueel. Onlangs stelde het Nationaal Museum van Wereldculturen (NMvW) een taalgids samen: Words Matter, een gids met wenselijk idioomDe gids ‘probeert te laten zien waarom bepaalde woorden gevoelig kunnen liggen, en voor wie’ zegt Stijn Schoonderwoerd, directeur NMvW, in de Volkskrant van 28 juni 2018.
Over heel veel woorden bestaan geen eenduidige afspraken, iedereen moet voor zichzelf een afweging maken. Zo sprak ik bijvoorbeeld een inheemse vrouw die het zelf steeds over indianen had. Toen ik haar vroeg of je dat woord tegenwoordig nog wel kan gebruiken, zei ze dat ze het woord al haar leven gebruikte en dat ze dat echt niet ging veranderen. Een Afro-Surinaamse man had het steeds over zichzelf als een creool. Ook hem stelde ik de vraag of het woord creool nog door de beugel kon. Hij had er geen enkele moeite mee. Zijn buurman echter reageerde furieus, creool was uit den boze, de juiste benaming was Afro-Surinamer.

‘De Nachtegaal’ in Amsterdam Zuidoost

‘De Nachtegaal’ in Amsterdam Zuidoost

Jacqueline Ricket voor het Entrepotdok

18 juli 2018
Sinds ruim een week verblijf ik in ‘De Nachtegaal’ in Amsterdam Zuidoost. De Nachtegaal is een artist in residency, gefaciliteerd door stichting Neverneverland en het CBK Zuidoost. Een maand lang mag ik mij wentelen in een andere omgeving. Ik heb mezelf ten doel gesteld de komende weken te onderzoeken of ik nazaten van Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling van 1883 in Amsterdam kan vinden. Ook wil ik graag in meer algemene zin in gesprek gaan met (Nederlandse) Surinamers over de verhouding tussen Nederland en Suriname, over nieuwsgierigheid naar elkaar en over bestaande vooroordelen.

In 1883 vond van 1 mei tot 1 oktober in Amsterdam de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling plaats. Het accent bij deze wereldtentoonstel-ling lag, zoals uit de titel valt op te maken, op de handel en de koloniën. Het publiek (meer dan een miljoen bezoekers in 5 maanden) kon niet alleen kennis maken met allerhande voorwerpen uit de koloniale gebieden, maar ook kon het zich vergapen aan 38 Indische ‘inlanders’ en aan 28 ‘inboorlingen’ uit Suriname. Voor de Indonesiërs was een kampong ingericht, de Surinamers werden te kijk gezet in een zogenaamde ‘rotonde’, een soort circuspiste.

Een journalist van dagblad De Tijd schreef bij een bezoek aan de ‘rotonde’ het volgende: “Hier zijn (…) de beroemde, echte Arowakken en boschnegers rechtstreeks uit de binnenlanden van Suriname geïmporteerd, met een ethnografisch doel! Of de ethnographie bij die etalage van menschenvlees veel voordeel zal hebben, valt ernstig te betwijfelen, maar als kermisaardigheid is het de moeite waard er een kwartje aan te verkijken.” Hoewel de extra entreeprijs van een kwartje bovenop de entreeprijs van 50 cent voor de wereldtentoonstelling kwam, bleek de belangstelling overweldigend.
De 28 Surinamers die te ‘bezichtigen’ waren in de tent op het Museumplein wa-ren zorgvuldig bijeengezocht, ongeveer de helft van de groep bestond uit in-heemsen, de andere helft uit Afro-Surinamers. Bijzonder is dat we weten hoe de Surinamers heetten en waar zij vandaan kwamen. Een familielid van Napoleon, Roland Bonaparte, liet hen alle 28 fotograferen in de fotostudio van de gebroeders Hisgen in de P.C. Hooftstraat, hetgeen uiteindelijk weer resulteerde in het lijvige boek ‘Les habitants de Suriname à Amsterdam’.

De namen van de 28 Surinamers die deel uitmaakten van de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling van 1883 in Amsterdam:

Jean Baptiste Ka-Ja-Roe
Sara Aliha-Kama
Awarahena
Pierre Miharoe
Anna Kolleté
Johan Ali-Wa-Ja
Yverman Majoera-Kama
Margaretha Maja-Roekama
Hendrik Jawarina
Johan Koemayara
Albertina Marioetari
Elisabeth Moendi
Henriette Moendi
Johan Hi-A-Lé
Jozef (?) Colhee Macintosh (?) – overleden in Amsterdam
Kwamina Baja
Kwamina A-Pé-Sé
Kojo-A-Slen-Gri
Johannes Kojo
Jacqueline Ricket
Lina (dochter van Jacqueline Ricket)
Koosje Antoinette
Elisabeth Oldenberg
Amalia Fri-Mason
Gerardina
Wilhelmina van Eede
Syntax
Richard Mazer

O  P  R  O  E  P
Ik ben op zoek naar nabestaanden van en verhalen over deze groep Surinamers. Het is een moeilijke onderneming, niet alleen omdat de groep 135 jaar geleden in Amsterdam was, maar vooral ook omdat vele namen inmiddels veranderd zijn, ‘Fri-Mason’ transformeerde bijvoorbeeld tot ‘Frijmersum’.
Kent u wellicht (via via) nazaten van de groep van 28 Surinamers die in 1883 in Amsterdam waren?
Heeft u oude foto’s die een indruk geven van het Suriname van weleer?
Kent u (via via) verhalen over deze groep van 28?
Of heeft u andere verhalen uit het verleden die u met mij wilt delen?
Ik waardeer het zeer wanneer u met mij hierover contact zou willen opnemen.

Wilt u mijn speurtocht volgen? Kijk op mijn blog.

Since more than a week I stay in ‘De Nachtegaal’ in Amsterdam Zuidoost. De Nachtegaal is an artist in residency, facilitated by the Neverneverland foundation and the CBK Zuidoost. For a month I can wander around in a different environment. I have set myself the goal of researching in the coming weeks whether I can find descendants of International Colonial and Export Trade Exhibition of 1883 in Amsterdam. I would also like to talk in more general terms with (Dutch) Surinamese about the relationship between the Netherlands and Suriname, about curiosity about each other and existing prejudices.

Do you want to follow my quest? Look at my blog.

‘De Nachtegaal’ in Amsterdam Zuidoost

‘De Nachtegaal’ in Amsterdam ZO

18 juli 2018
Sinds ruim een week verblijf ik in ‘De Nachtegaal’ in Amsterdam Zuidoost. De Nachtegaal is een artist in residency, gefaciliteerd door stichting Neverneverland en het CBK Zuidoost. Een maand lang mag ik mij wentelen in een andere omgeving. Ik heb mezelf ten doel gesteld de komende weken te onderzoeken of ik nazaten van Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling van 1883 in Amsterdam kan vinden. Ook wil ik graag in meer algemene zin in gesprek gaan met (Nederlandse) Surinamers over de verhouding tussen Nederland en Suriname, over nieuwsgierigheid naar elkaar en over bestaande vooroordelen.

In 1883 vond van 1 mei tot 1 oktober in Amsterdam de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling plaats. Het accent bij deze wereldtentoonstel-ling lag, zoals uit de titel valt op te maken, op de handel en de koloniën.
Het publiek (meer dan een miljoen bezoekers in 5 maanden) kon niet alleen kennis maken met allerhande voorwerpen uit de koloniale gebieden, maar ook kon het zich vergapen aan 38 Indische ‘inlanders’ en aan 28 ‘inboorlingen’ uit Suriname. Voor de Indonesiërs was een kampong ingericht, de Surinamers werden te kijk gezet in een zogenaamde ‘rotonde’, een soort circuspiste.

Een journalist van dagblad De Tijd schreef bij een bezoek aan de ‘rotonde’ het volgende: “Hier zijn (…) de beroemde, echte Arowakken en boschnegers rechtstreeks uit de binnenlanden van Suriname geïmporteerd, met een ethnografisch doel! Of de ethnographie bij die etalage van menschenvlees veel voordeel zal hebben, valt ernstig te betwijfelen, maar als kermisaardigheid is het de moeite waard er een kwartje aan te verkijken.”
Hoewel de extra entreeprijs van een kwartje bovenop de entreeprijs van 50 cent voor de wereldtentoonstelling kwam, bleek de belangstelling overweldigend. De 28 Surinamers die te ‘bezichtigen’ waren in de tent op het Museumplein  waren zorgvuldig bijeengezocht, ongeveer de helft van de groep bestond uit inheemsen, de andere helft uit Afro-Surinamers.
Bijzonder is dat we weten hoe de Surinamers heetten en waar zij vandaan kwamen. Een familielid van Napoleon, Roland Bonaparte, liet hen alle 28 fotograferen in de fotostudio van de gebroeders Hisgen in de P.C. Hooftstraat, hetgeen uiteindelijk weer resulteerde in het lijvige boek ‘Les habitants de Suriname à Amsterdam’.

Inmiddels loop ik een volle week rond in Amsterdam Zuidoost. Het streven om nazaten van de tentoonstelling te traceren is, zoals ik al verwachtte, een moeilijke opgave. Niet alleen omdat de groep 135 jaar geleden in Amsterdam verbleef, maar vooral ook omdat vele namen inmiddels verbasterd zijn, ‘Fri-Mason’ veranderde bijvoorbeeld in ‘Frijmersum’.

Aanvankelijk had ik het idee een tafel met twee stoelen en een vlag met de beeldtenis van een van de 28 Surinamers op drukke plaatsen neer te zetten en zo mensen uit te nodigen voor een gesprek, maar dat bleek toch al snel een wat statisch geheel te zijn.
Ik ging dus al snel over op het aanspreken van (wat oudere) mensen. Zonder tafel, stoelen en vlag. Sommigen kijken mij in het voorbijgaan wat argwanend aan, want wat wil die witte man met een map onder zijn arm (met daarin foto’s van de tentoongestelde Surinamers)? Wil hij zijn geloof uitdragen of een of ander abonnement aansmeren?

Vaker echter vindt men het een interessant verhaal, kent men de geschiedenis van 1883 niet. En in de gesprekken komen ook andere historische zaken aan de orde. Zo sprak ik met een in 1950 in Indonesië geboren man. Hij verhuisde in 1971 naar Nederland en was uitermate verbaasd dat er zoveel Javanen in Nederland rondliepen, hoe kwam dat? Op school in Indonesië had hij, net zo min als veel Nederlandse kinderen, nooit iets geleerd over de geschiedenis van Suriname. Twee vrouwen, allebei zestigers en geboren in Suriname vragen zich hardop af waarom ze alleen maar Nederlandse geschiedenis en geografie op school leerden. ‘Op school mochten we alleen maar Nederlands spreken, als je Sranan sprak kreeg je klappen’. Met een liniaal of een zweep bestrafte de leraar de kinderen, zo vertellen ze. Een van de vrouwen vertelt dat ze nooit echt een klap heeft gekregen, ze wist altijd haar handen op tijd weg te trekken. Als ik haar vraag of dat niet juist de irritatie van de desbetreffende leraar opriep vertelt ze dat haar grootmoeder haar tenslotte altijd uit de nood hielp. Wanneer zij over de klappen hoorde toog ze getergd naar school en vetelde de leraar dat zij de enige was die haar kleinkind klappen mocht geven. ‘Ze zei niets, keek ze aan en zei dan ‘ik ben de enige die haar slaat’.

In de gesprekken komt vaak naar voren dat men het spijtig vindt dat er maar bar weinig is gedocumenteerd over het Suriname van weleer. Surinamers houden weliswaar van verhalen vertellen, maar oude verhalen dreigen verloren te gaan omdat maar weinig mensen de behoefte voelen ze op te schrijven. Vaak merkt men ook op dat dit in schril contrast staat met de extreme Europese hang naar documentatie. ‘Alles wordt in Europa gedocumenteerd, tot en met het transport naar de gaskamers’, zegt een oudere Surinaamse man.

 

2007 – Voor de eerste keer in Suriname

2007 – Voor het eerst in Suriname

17 juli 2018
In 2007 kwam ik voor het eerst in Suriname. Het was geen vooropgezet plan, het overkwam me meer. De Rietveld Academie, waar ik lesgeef aan studenten van de vooropleiding, besloot eind 2006 een samenwerkingsverband aan te gaan met de plaatselijke kunstacademie in Paramaribo, het Nola Hatterman Instituut, thans Nola Hatterman Art Academy geheten. En zo belandde ik als docent beeldende kunst in de voormalige Nederlandse kolonie.
Samen met collega Karien Wielenga gaf ik gedurende een maand een paar keer per week les op de kleine kunstacademie, daarnaast hadden we veel tijd om te bespiegelen op het land en haar bevolking. Op onze gehuurde fietsen reden we lange stukken door Paramaribo, van onze protserige nieuwbouwvilla aan de rand van de stad naar het het historische stadscentrum en vice versa. Ook fietsten we over de Wijdenboschbrug naar de andere kant van de stad, waar oude plantages wegkwijnden of juist weer werden opgepoetst om het toeristisch verkeer op gang te helpen.

Steeds meer besefte ik dat Suriname een volledig door Nederlanders geconstrueerd land is. Vanaf het moment dat Abraham Crijnssen het land in 1667 veroverde op de Engelsen viel het onder de Nederlandse invloedssfeer. Na Nederlandse (mislukte) pogingen de inheemse bevolking aan het werk te zetten op de plantages, besloten de kolonisten hun arbeidskrachten uit Afrika te halen. Ruim een half miljoen mensen werden verscheept, en toen pas in 1863 een einde kwam aan de slavernij gingen de plantagehouders op zoek naar nieuwe goedkope arbeidskrachten in India en Indonesië. Door de eeuwen heen ontstond zo een mengelmoes aan verschillende etniciteiten en geloofsovertuigingen, zorgvuldig bijeengebracht door de Hollandse koopmansgeest.

Fietsend door de stad fotografeerde ik veel prachtige schilderingen. Reclameschilderingen op muren, schilderingen van pop- en filmsterren op bussen en beschilderde schaafijskarretjes. Terug in Nederland maakte ik een dummie van deze foto’s en vroeg aan het Tropenmuseum of daar niet een boek in zat. Het museum koppelde mij aan Paul Faber, conservator Afrika, en samen met Chandra van Binnedijk, journaliste in Suriname, maakten we het boek ‘Schaafijs & Wilde Bussen’ (2010). We deden onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van de schilderingen en bezochten talloze schilders die we in een later stadium verzochten een schildering te maken voor een gelijknamige expositie in Fort Nieuw Amsterdam.

In 2012 gaf ik voor de tweede keer les in Suriname, en weer werd ik betoverd door het land en de mensen. Ik was samen met Erik Mattijssen een maand lang te gast bij Roy Tjin en Gaby Giessler en vierde daar, in het hart van Paramaribo, mijn ‘bigi jari’ (ik werd 50).
De samenwerking met het Nola hield een jaar later op te bestaan. Als afsluiting van deze bijzondere zevenjarige periode stelde ik samen met Karien Wielenga het boek ‘Kon Makandra, Amsterdam-Paramaribo Paramaribo-Amsterdam’ samen, waarin het resultaat van de samenwerking te lezen en te zien is. Tenslotte vond in 2016 vond de tentoonstelling ‘Zuiver’ plaats in galerie Nieuw Dakota, alwaar Surinaamse en Nederlandse kunstenaars tezamen hun werk toonden in Amsterdam Noord.

.

Alpenreuzen

Alpenreuzen

Op 21 april 2018 publiceerde De Standaard mijn ansichtkaarten met daarop de beroemde Italiaanse Ugo Battista (2.30 m.) en zijn jongere broer Paolo Antonio (2.25 m.).

On April 21 2018 De Standaard published my postcards showing the famous Italian Ugo Battista (2,30 m.) and his younger brother Paolo Antonio (2,25 m.).

Expedition Natur

Expedition Natur

In Kunstverein Springhornhof in Neuenkirchen (Duitsland) ging het afgelopen weekend de tentoonstelling Expedition Nature 2.0 van start. Van het CODA museum in Apeldoorn reist de tentoonstelling nu door naar Duitsland.

In Kunstverein Springhornhof in Neuenkirchen (Germany) the exhibition Expedition Nature 2.0 started last weekend. From the CODA museum in Apeldoorn the exhibition now travels to Germany.

d.a.t. tekeningen / d.a.t. drawings in Kunstverein Springhornhof
                                                                                                                                                                          from left to right: Simon Faithfull, Claudie de Cleen, Bettina v. Dziembowski, Tammo Schuringa, Karin Bos, Jochem op ten Noort, Erik Wuthrich (photo by Peter Hermanides)

 

Kunstverein & Stiftung SPRINGHORNHOF
Tiefe Straße 4 • 29643 Neuenkirchen (bei Soltau) • Germany
Fon 05195 93 39 63 • Fax 05195 93 39 62 •
info@springhornhof.de

14 april – 17 juni 2018
ma – zo 14 – 18 uur
entrée € 2
beeldentuin vrij toegankelijk

 

 

 

Liefdesvissen

Liefdesvissen

Op 31 maart 2018 publiceerde De Standaard een serie kaarten rondom het thema ‘poisson d’Avril’. Vijf jaar geleden toonde de Volkskrant een keuze uit mijn ansichtkaarten rondom hetzelfde thema, De Standaard laat nu liefdesvissen uit de Eerste Wereldoorlog zien.

On March 31 2018, De Standaard published a series of maps around the theme ‘poisson d’Avril’. Five years ago the Volkskrant showed a choice of my postcards on the same theme, De Standaard now shows love fish from the First World War.

Frontvrouwen

Frontvrouwen

9 maart 2018
Op internationale vrouwendag (8 maart) publiceerde De Standaard enkele van mijn frontvrouwen samen met een tekstje dat ik schreef. Over goedogende vrouwen die niet echt ten strijde trekken en de mannenblik.

March 9 2018
On International Women’s Day (8 March) De Standaard published some of my front women together with a text that I wrote. About good looking women who do not really go to war and the men’s gaze.

Bagatelle

Bagatelle

In september was ik met studenten in Parijs. In de straten troffen mij de transparante vuilniszakken, waaiend in de wind maar op hun plaats gehouden door een metalen korf. Allemaal te danken aan de dreiging van terrorisme. De Standaard publiceerde mijn foto’s met bijbehorende tekst.

In September I visited Paris with students . In the streets I saw the transparent trash bags, blowing in the wind but held in place by a metal basket. All thanks to the threat of terrorism. De Standaard published my photos with accompanying text.